Les 2 - TEST JEZELF VTZH jaar 3 - KD2020 - dementie

TEST JEZELF
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

TEST JEZELF

Slide 1 - Tekstslide

De hersenen en het ruggenmerg behoren tot het ….. ?
A
perifere zenuwstelsel
B
centrale zenuwstelsel

Slide 2 - Quizvraag

Sleepvraag benaming

1
2
3
4
5
6
7
8
Frontale kwab
cerebrum
parietale kwab 
occipitale kwab
Temporale kwab
cerebellum/kleine hersenen
hersenstam
begin van ruggenmerg

Slide 3 - Sleepvraag

Sleepvraag functie hersenen
2
3
4
5
6
8
motorische functies
verwerking sensorische informatie
verwerking visuele informatie
Gehoor en evenwicht
sensorische en motorische zenuwen van hoofd/hals gebied
regeling vitale functies
coordinatie en bijsturing motoriek

Slide 4 - Sleepvraag

Stelling: de term 'dementie' en de term 'neurodegeneratieve aandoening' betekenen iets anders.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Welke vorm van dementie komt het meest frequent voor? (30 seconden)

Slide 6 - Open vraag

Welke vorm van dementie start typische op latere leeftijd, zo gemiddeld rond het 70e jaar?
A
Ziekte van Pick
B
Alzheimer dementie
C
Korsakov dementie
D
Vasculaire dementie

Slide 7 - Quizvraag

Welke van de onderstaande vormen van dementie heeft GEEN geleidelijk beloop?
A
frontotemporale dementie
B
Alzheimer dementie
C
Parkinson dementie
D
Vasculaire dementie

Slide 8 - Quizvraag

Sleep de oorzaken bij de juiste vorm van dementie
Ziekte van Alzheimer
vasculaire dementie
Lewi body dementie
frontotemporale dementie
eiwitophoping EN atrofie van het brein
eiwit aanslag in het brein
verstoorde bloedvoorziening naar hersenen
genetische afwijking, nog niet helemaal duidelijk

Slide 9 - Sleepvraag

Sleep de kenmerken bij de juiste vorm van dementie
Ziekte van Alzheimer
vasculaire dementie
Lewi body dementie
frontotemporale dementie
stoornissen in geheugen, handelen, spreken, inzicht, interesse e. a. 
wisselend beeld, verward, concentratieprobleem hallucinaties, loopstoornissen
zeer afhankelijk van plaats getroffen gebied
vooral karakter veranderingen, 'raar' gedrag, egoisme

Slide 10 - Sleepvraag

Stelling: vasculaire dementie kan ontstaan door een CVA
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Stelling: vasculaire dementie kan ontstaan door microbloedinkjes in de hersenen
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Stelling: vasculaire dementie kan ontstaan door een hersenbloeding
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Stelling: vasculaire dementie gaat typisch geleidelijk achteruit. En kan soms stapsgewijs ineens verergeren?
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Een patient heeft de volgende klachten: geheugenstoornissen, aandacht en concentratiestoornissen, wisselende verwardheid met hallucinaties, stijfheid bij het lopen, start en stop problemen bij het lopen, maskergelaat. Wat heeft deze patient?
A
CVA in de substantia nigra
B
ziekte van Parkinson
C
ziekte van Pick
D
Lewi-body dementie.

Slide 16 - Quizvraag

Een patient heeft een hersenbeschadiging in het frontale gedeelte van de hersenen opgelopen. Welke problemen verwacht je bij deze patient?
A
decorumverlies en inzichtsproblemen
B
loopstoornissen en geheugenproblemen
C
visusproblemen en geheugenproblemen
D
loopstoornissen en decorumverlies.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de directe oorzaak van korsakov?
A
vitamine B12 tekort
B
chronisch overmatig alcohol gebruik
C
Vitamine B1 tekort
D
Coma zuipen

Slide 18 - Quizvraag

Met welke term beschrijf je: de zorgvrager vertelt je verhalen die geheel of gedeeltelijk niet waar zijn.
A
persevereren
B
confabuleren
C
apraxie
D
afasie

Slide 19 - Quizvraag

Met welke term beschrijf je: patiënt kan de handelingen niet op de juiste manier of juiste volgorde uitvoeren. . ?
A
persevereren
B
confabuleren
C
apraxie
D
afasie

Slide 20 - Quizvraag

Welke 3 zaken test je als je de orientatie test? (30 seconden)

Slide 21 - Open vraag

Met welke term beschrijf je: de patient vertelt onwaarheden om zijn eigen fouten/vergissingen te verdoezelen?
A
facadegedrag
B
decorumverlies
C
confabuleren
D
apathie

Slide 22 - Quizvraag

Welke lichamelijke problemen kom je tegen bij dementie?
Met andere woorden, waar moet je op letten bij je patient?

Slide 23 - Open vraag

Met welke term beschrijf je: de patient vertelt onwaarheden om zijn eigen fouten/vergissingen te verdoezelen?
A
facadegedrag
B
decorumverlies
C
confabuleren
D
apathie

Slide 24 - Quizvraag

Met welke term beschrijf je:
de patient houdt zich niet aan fatsoensnormen. Voorbeelden: boeren laten, poepen/plassen op de gang, schelden, eetgewonten, seksuele ontremming, gebrek aan persoonlijke hygiene.
A
facadegedrag
B
decorumverlies
C
confabuleren
D
apathie

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Stelling: als iemand bij de dokter komt met geheugenproblemen en inzichtproblemen,.
Dan is er sowieso sprake van dementie. Moet je alleen nog de vorm van dementie vaststellen.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Wat voor andere oorzaken kunnen er zijn voor de klachten die je ziet bij dementie (geheugen, handelen, verlies van interesse, concentratiestoornissen)? (2 minuten)

Slide 28 - Open vraag