Algemene taalvaardigheid 4 mavo

Algemene taalvaardigheid
4 mavo - periode 1

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Algemene taalvaardigheid
4 mavo - periode 1

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze module kan je:

- Een tautologie herkennen en verbeteren
- Een pleonasme herkennen en verbeteren
- Een contaminatie herkennen en verbeteren
- Een dubbele ontkenning herkennen en verbeteren
- Een tangconstructie herkennen en verbeteren
- Incongruentie fouten in een zin verbeteren
- De juiste verwijswoorden gebruiken
- Werkwoorden juist vervoegen.



Slide 2 - Tekstslide

Instaptoets maken
Zo kun je kijken waar je staat.

Slide 3 - Tekstslide

Stijlfouten
Stijlfiguren gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer.
Het zijn middelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken. In die stijlfiguren kunnen ook fouten gemaakt worden.
Jullie gaan de volgende stijlfouten leren:
- tautologie
- pleonasme
- contaminatie
- dubbele ontkenning

Slide 4 - Tekstslide

Tautologie
Met een tautologie zeg je twee keer hetzelfde met verschillende woorden. Deze woorden behoren tot dezelfde woordsoort.

Als stijlfiguur: Hij werd met pracht en praal begraven.

Als stijlfout: Misschien dat ze er wellicht nog achter komen.
Door de regen kon je de overkant haast bijna niet meer zien.
Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend de antwoorden.

Slide 5 - Tekstslide

Pleonasme
Je zegt twee keer ongeveer hetzelfde met verschillende woorden en de woorden behoren tot verschillende woordsoorten. Je gebruikt het om een eigenschap van iets te benadrukken. Als je het gebruikt, moet je je goed afvragen of het een functie heeft.

Als stijlfiguur: Deze zomer hadden wij de parasol wel nodig tegen de hete tropenzon.

Als stijlfout: Vorige week heeft hij zijn werk weer hervat  (weer weglaten).
De regenbuien kunnen nog ongeveer drie tot vier dagen aanhouden  (ongeveer drie dagen of drie tot vier dagen)).
‘Boontje komt om zijn loontje’ is een vaste standaarduitdrukking van hem (vaste uitdrukking of een standaarduitdrukking).
Witte sneeuw. (Sneeuw is altijd wit, heeft dus geen functie.)

Slide 6 - Tekstslide

Contaminatie
Als je twee woorden of uitdrukkingen ten onrechte vermengt, spreek je van een contaminatie.

Deze computer kost duur (kost veel of is duur).
Ik zal dat nachecken (nakijken of checken).
Hij kreeg ongenadeloos op zijn kop. (ongenadig of genadeloos)
Hij neemt in de klas altijd het hoogste woord (heeft het hoogste woord of het woord nemen).
Aan het eind van de partij legde hij het laatste loodje (het loodje leggen of de laatste loodjes wegen het zwaarst).
Je mag verwachten dat ze een voorbeeldfunctie geven. (een voorbeeld geven of een voorbeeldfunctie hebben).


Slide 7 - Tekstslide

Dubbele ontkenning
In zinnen met ‘ontkennende’ (werk)woorden wordt soms ten onrechte een tweede ontkenning toegevoegd.

1. Wij hebben nooit geen problemen (nooit of geen).
2. De schoolleiding wil voorkomen dat er geen introducees op het feest komen (voorkomen of geen).
3. Ik ben daar nooit niet geweest (nooit of niet).


Slide 8 - Tekstslide

Aan het werk
1. www.cambiumned.nl 
2. ww-spelling werkbladen

Slide 9 - Tekstslide

Even oefenen...
contaminatie

https://maken.wikiwijs.nl/p/questionnaire/standalone/5095301

Slide 10 - Tekstslide

Incongruentie 
Bij incongruentie komen het onderwerp en persoonsvorm niet overeen. De een staat in het enkelvoud, de ander in het meervoud. Er komen drie gevallen van incongruentie voor:

1. Het onderwerp lijkt op meervoud maar is enkelvoud.
De politie proberen rust te bewaren.(=probeert)
2. Het onderwerp lijkt enkelvoud, maar is meervoud.
De stadia van karamel is te bepalen. (=zijn)
3. Een meervoud wordt aangezien voor onderwerp.
Voor deelname worden de bezoekers een bijdrage gevraagd. (=wordt, een bijdrage is ondw)




Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan
1. zoek de persoonsvorm, enkv of mv?
2. zoek het onderwerp, enkv of mv?
3. controleer of ze overeenkomen.

Zie filmpje cambiumned.

Slide 12 - Tekstslide

Aan het werk
- Maak werkblad 1 en 2 van incongruentie.
- Ga naar www.cambiumned.nl en oefen daar verder.

Slide 13 - Tekstslide

Tangconstructie 
Wanneer heb je een tangconstructie?
- als de delen van de basiszin te ver uit elkaar staan.
-  als de extra informatie begint met een voorzetsel.
-  als de basiszin ook zonder de extra informatie iets betekent.

Slide 14 - Tekstslide

.
De tangconstructie
Een betere zin
Ik ben door het vervelende kleine witte hondje van de buren gebeten.
Ik ben gebeten door het vervelende kleine witte hondje van de buren.
Je hoeft niet bang voor mijn lieve hondje, dat nog bijna nooit iemand gebeten heeft, te zijn.
Je hoeft niet bang te zijn voor mijn lieve hondje, dat nog bijna nooit iemand gebeten heeft.
Sanne helpt met het versieren van de kerstboom mee.
Sanne helpt mee met het versieren van de kerstboom.
Ik heb geen zin om tijdens mijn lange fietsvakantie naar Rusland mijn e-mail te lezen.
Ik heb geen zin om mijn e-mail te lezen tijdens mijn lange fietsvakantie naar Rusland.

Slide 15 - Tekstslide

Ze gooit haar oud papier in de speciale papiercontainer weg. (scheidbaarww)
Ze gooit haar oud papier weg in de speciale papiercontainer.
Ik denk dat ik te oud voor zulke spelletjes ben.
Ik denk dat ik te oud ben voor zulke spelletjes.
Het is te laat om terug naar de supermarkt te gaan.
Het is te laat om terug te gaan naar de supermarkt.

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer kan je de zin niet veranderen?
Tangconstructie
Een betere zin
Ik ben vorige week naar het altijd warme Nicaragua gegaan.
"Ik ben vorige week gegaan." geeft niet genoeg informatie.
Ze zegt dat ze een goede en professionele, maar niet zo dure advocaat nodig heeft.
Er staat geen voorzetsel in. Je kan de extra informatie dus niet gewoon achter de zin zetten. Je kan wel op andere manieren deze zin leesbaarder maken, bijvoorbeeld: "Ze zegt dat ze een goede en professionele advocaat nodig heeft die niet zo duur is."

Slide 17 - Tekstslide

Aan het werk
- Maak werkblad 1 en 2 van tangconstructie

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Verwijswoorden
Zie PowerPoint. (Toegestuurd via Magister)

Slide 20 - Tekstslide

dat/wat
Dat gebruik je bij onzijdige woorden (het). 
Het toestel dat zij wil kopen, is uitverkocht.
Het huis dat hij huurt, wordt verkocht. 

Wat gebruik je bij een onbepaald voornaamwoord. (alles, iets, niets, veel)
Hij verkoopt alles wat hij wil.
Iets wat ik echt heel leuk vind, is zwemmen in zee.




Slide 21 - Tekstslide

dat/wat (vervolg)
Wat gebruik je bij een overtreffende trap.
Het leukste wat hij te vertellen had, wist ik al.  

Wat gebruik je als het betrekking heeft op de hele zin.
We gaan vanavond met z’n allen uit, wat altijd heel gezellig is.

Slide 22 - Tekstslide

die/wie
Wie gebruik je als het betrekking heeft op personen.
De directeur, in wie wij veel vertrouwen hebben, gaat weg. De buurvrouw voor wie ik de boodschappen doe, wil gaan verhuizen.

Die gebruik je bij mannelijke en vrouwelijke woorden (de woorden).
De scooter is nieuw, die heb ik gisteren gekocht.
De tafels staan in de zaal, die zijn gerestaureerd.

Slide 23 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Tegenwoordige tijd
Stap 1: zet het werkwoord in de ik-vorm
Stap 2: kijk of het onderwerp in de 
ik-vorm = alleen ik-vorm noteren
hij-vorm = ik-vorm  + t (hij-vorm= iemand anders dan ik enkv)
wij-vorm = hele werkwoord
Stap 3: kies de juiste vervoeging (zie hierboven)

Slide 24 - Tekstslide

Sterke en zwakke werkwoorden
Sterk ww (klankveranderende) = verandert van klank in de verleden tijd --> schrijf je zoals je het hoort.
loop/liep win/won zing/zong
Zwakke ww (klankvaste) = verandert niet van klank in de verleden tijd --> gebruik 't kofschip
praat/praatte mis/miste

Slide 25 - Tekstslide

Verleden tijd
Alleen gebruiken bij klankvaste/zwakke werkwoorden!
Stap 1: zet de persoonsvorm in de ik-vorm
Stap 2: kijk naar de laatste letter van de ik-vorm
Stap 3: zit die in 't kofschip? Ja: + te/ten Nee: + de/den
(v/f-wisseling en z/s-wisseling zitten niet in 't kofschip: niezen, verven)
Stap 4: zet de juiste vervoeging achter de ik-vorm
VB. verstuiken--> verstuik --> verstuikte/verstuikten

Slide 26 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
Je vervoegt deze ww hetzelfde als andere Nederlandse ww.

Soms schrijf je een extra e, die je niet hoort, achter de stam. Zo voorkom je uispraakproblemen: Ik race, hij racet, ik racete, ik share, hij sharet, hij sharede. (Je letter voor 't kofschip is de letter voor de e)

Soms schrijf je 2 medeklinkers aan het einde van de ik-vorm: ik paintball - ik paintballde, ik pass - ik passte. Maar: ik stress - ik streste.

Als de stam eindigt op een sisklank, schrijf je -te en -t: ik crashte, ik relax - ik relaxte.

Slide 27 - Tekstslide

Even oefenen:
1. Hij werd door de agent ............... (laseren).
2. In zijn instagrampost ................ (taggen vt) zij al haar vriendinnen.
3. De leiding ...................... (cancelen tt) de wedstrijd.
4. Hij ................... (deleten vt) de foto.

Slide 28 - Tekstslide

Aan het werk
Maak de werkbladen die je toegestuurd krijgt in de les.


Engelse werkwoorden oefenen:
https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-engelse-werkwoorden/      (zie volgende slide)

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link