*Deel 2 spelling H4, vwo 2

 Spelling H4
Tussenletters in samenstellingen


1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Spelling H4
Tussenletters in samenstellingen


Slide 1 - Tekstslide

Vandaag 
* Boekopdracht uitdelen (10 minuten)
* Huiswerkcontrole
* Bespreken opdrachten (5 minuten)
* Gezamenlijke opdracht maken (15 minuten)
* Aan de slag (resterende tijd) 

Slide 2 - Tekstslide

Boekopdracht
* Maak groepjes van 3 of 4 personen. De groepjes kies je zelf.
* Kies een boek dat jullie allemaal lezen. Jullie lezen dus hetzelfde boek!

Slide 3 - Tekstslide

Boekopdracht
De opdracht
Met je groepje (van drie/vier personen) kies je een boek van C of D-niveau. Het mag niet een boek zijn dat al verfilmd is, want je gaat een boektrailer maken van het boek.
De boektrailer
De boektrailer duurt tussen de 2 en 3 minuten. In de trailer geef je aan waar het boek over gaat (je verraadt uiteraard niet hoe het boek afloopt).
Hoe je de trailer opzet, mag je helemaal zelf weten. Je kunt bijvoorbeeld een scene naspelen of de hoofdpersonen introduceren. Je mag een voice-over gebruiken, maar je mag ook kiezen voor geschreven tekst met bijpassende muziek op de achtergrond (met muziek kun je heel goed een sfeer weergeven!).


Slide 4 - Tekstslide

Boekopdracht
Voor het vertonen van het filmpje geven jullie een korte samenvatting van het boek (ook hier verraad je niet hoe het boek afloopt!) en jullie geven een beschrijving van de hoofdperso(o)n(en) met karaktereigenschappen en voorbeelden waarom je deze karaktereigenschappen bij de hoofdperso(o)n(en) vindt passen.

Na de trailer vertellen jullie je mening over het boek. Dit doe je aan de hand van beoordelingswoorden met uitleg waarom je deze beoordelingswoorden bij het boek vindt passen. Maak hierbij gebruik van voorbeelden uit het boek.

Slide 5 - Tekstslide

Boekopdracht
De presentatie wordt beoordeeld op de volgende punten:
- Filmpje  kwaliteit en inhoud
- Inhoud van de presentatie
- Houding voor klas
- Spreken voor de klas
Het cijfer
Voor de trailer en de toelichting krijgt je groepje een groepscijfer van de docent. Een groepje dat uit 3 personen bestaat, krijgt bijvoorbeeld 21 punten. Deze punten verdeel je over de groepsleden. Het kan zijn dat iedereen vervolgens 7 punten krijgt, maar het kan ook zijn dat 1 groepslid bijvoorbeeld 9 punten krijgt en de andere 2 leden ieder 6. Met je groepje bepaal je wat een eerlijke verdeling is, zodat iedereen krijgt wat hij of zij verdient.



Slide 6 - Tekstslide

Huiswerk
Opdracht 2, 3 en 4 - vragen? 


Het rad gaat weer draaien! 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 2
7 ontbijtsspek – onjuist; het is ook ontbijtbord en ontbijtbuffet, dus geen tussen-s: ontbijtspek
8 personeelsstop – juist; je zegt ook personeelskamer, dus er moet eveneens een tussen-s in personeelsstop
9 rodekool – juist; het eerste deel (rode) is een bijvoeglijk naamwoord, dus geen tussen-n
10 ruggesteun – onjuist; rug heeft alleen maar een meervoud op -en, dus er moet een tussen-en in: ruggensteun
11 spinnenwiel – onjuist; het eerste deel is niet van het zelfstandig naamwoord spin, maar van het werkwoord spinnen, dus geen tussen-en: spinnewiel; maar: spinnenweb
12 theatersport – juist; bij theater gebruik je meestal het enkelvoud: theaterbezoek, theatervoorstelling

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 2
1 aanvangsalaris – onjuist; je zegt aanvangstijd, dus er moet een tussen-s in: aanvangssalaris
2 apentrots – onjuist; apetrots is een versterking van het bijvoeglijk naamwoord trots, dus zonder tussen-n
3 bessensap – juist; bes heeft alleen een meervoud op -en, dus bessensap is juist
4 blessureleed – juist; blessure heeft alleen een meervoud op -s, dus zonder tussen-n
5 drinkenbroer – onjuist; het eerste deel van het woord komt van een werkwoord (drinken), dus geen tussen-n: drinkebroer
6 druktemaker – juist; drukte heeft geen meervoud, dus geen tussen-n

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 3
1. aardewerk
7. krantenkop
2. blindedarm
8. leeuwendeel
3. dwingeland
9. Onze-Lieve-Vrouwekerk
4. eikenboom
10. stekeblind
5. etagewoning
11. tarwemeel
6. groenteboer
12. vitaminegebrek 

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 4
1 baggerschip
2 filiaalchef
3 landingssnelheid
4 luchtspiegeling
5 parlementszetel
6 verkiezingsstrijd
7 vissersschuit
8 woningschaarste

Slide 11 - Tekstslide

Vragen over deze stof? 

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 
In de volgende slides zie je stellingen. Kijk per stelling of deze waar of niet waar is, en schrijf op waarom dat zo is. En wat is de juiste schrijfwijze?
Jullie hebben in totaal 10 minuten. 

Slide 13 - Tekstslide

Waar of niet waar? En waarom (niet)?
1. Omdat je stationswinkel schrijft, schrijf je ook stationschef.
2. Je schrijft berenklauw, dus ook berensterk.
3. Spinnewiel is niet goed geschreven, want het meervoud van spin is spinnen. 
4. Je schrijft rijstevlaai, want rijst heeft een meervoud op -en en -es. 
5. Zonnenscherm is goed, want het meervoud van zon is zonnen.
6. Omdat vee geen meervoudsvorm heeft, schrijf je veearts. 
7. Het meervoud van blinde heeft een -n, en daarom schrijven we blindendarm. 

Slide 14 - Tekstslide

Stelling 1

Omdat je stationswinkel schrijft, schrijf je ook stationschef.


Slide 15 - Tekstslide

Waar

Als je het tweede deel van het woord (chef) vervangt door een woord zonder s-klank, hoor je of er een S achter station moet. 

Slide 16 - Tekstslide

Stelling 2

Je schrijft berenklauw, dus ook berensterk. 

Slide 17 - Tekstslide

Niet waar

Hier versterkt het eerste deel het bijvoeglijk naamwoord sterk. Daarom is het beresterk.

Slide 18 - Tekstslide

Stelling 3
Spinnewiel is niet goed geschreven, want het meervoud van spin is spinnen.

Slide 19 - Tekstslide

Niet waar
Het meervoud van spin is wel spinnen, maar in deze samenstelling gaat het niet om het zelfstandig naamwoord spinnen. Het is dus geen meervoudsvorm van een spin, maar gaat over het werkwoord spinnen. Daarom schrijven we spinnewiel. 

Slide 20 - Tekstslide

Stelling 4
Je schrijft groentensoep, want het meervoud van groente is groenten

Slide 21 - Tekstslide

Niet waar

Groente heeft twee meervoudsvormen: groenten en groentes. We schrijven daarom geen tussenletter in de samenstelling. 

Slide 22 - Tekstslide

Stelling 5
Zonnenscherm is goed, want het meervoud van zon is zonnen.

Slide 23 - Tekstslide

Niet waar 

Het eerste deel van de samenstelling (zon) verwijst naar iets waar er maar één van is. Daarom gebruiken we geen tussenletter in de samenstelling. 

Slide 24 - Tekstslide

Stelling 6
 Omdat vee geen meervoudsvorm heeft, schrijf je veearts

Slide 25 - Tekstslide

Waar

Vee heeft geen meervoud. We schrijven dan ook geen tussenletter. 

Slide 26 - Tekstslide

Stelling 7
Het meervoud van blinde heeft een 
-n, en daarom schrijven we blindendarm. 

Slide 27 - Tekstslide

Niet waar 
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord. Daarom schrijven we geen tussenletter. 

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 6 van Spelling H4 (blz 125).

Slide 29 - Tekstslide