Beroepshouding

1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud les
- Kennismaken met elkaar
- Verwachtingen communicatie periode 3
- Afspraken, lesopstart
- Invullen rubrics

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zou je de lessen communicatie graag zien?

Slide 3 - Woordweb

Onderwerpen module:
In deze module kom je de volgende onderwerpen tegen:
- Wie ben ik als professional?
- Wat doe ik als professional?
- Wat helpt mij om goede keuzes te maken als professional?
- Hoe verantwoord ik keuzes welke ik maak als professional?


Slide 4 - Tekstslide

Wat versta jij onder een goede beroepshouding?

Slide 5 - Open vraag

Beroepshouding:
De manier waarop je jezelf gedraagt op de werkvloer. Je beroepshouding wordt bepaald door:
- je eigen persoonlijkheid
- je eigen normen en waarden
- de beroepscode
- de visie en richtlijnen van de instelling.

 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Wie ben ik als beroepsprofessional?
Je beroepshouding is je houding ten opzichte van de zorgvragers, wat zich uit in je gedrag naar de zorgvragers.
Daarbij accepteer je de zorgvrager zoals hij/zij is.
Uitgangspunten:
respect/empathie/echtheid/openstaan/betrokkenheid
reactief handelen/proactief handelen

Slide 8 - Tekstslide

Respect:
Respect heeft te maken met je eigen normen en waarden.
Hoe beoordeel jij andere mensen?
vb: Je beste vriend zegt als hij op de fiets een wat oudere man inhaalt: ‘Hé opa, ga eens aan de kant.’ Wat doe je?
Respect in de zorg:
vb: Als een zorgvrager gewend is om voor het eten te bidden, geef jij hem hier dan de ruimte voor? 



Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Rubrics
Invullen rubrics
Canvas module communicatie: beroepshouding

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Empathie:
Empathie betekent dat je je in iemand inleeft.
vb: Je vriendin heeft verdriet omdat haar vriend de relatie heeft beëindigd. Je mocht die vriend helemaal niet, maar daar gaat het nu niet om. Dus je zegt niet: ‘Oh, gelukkig’, maar ‘Wat vervelend voor je, gaat het een beetje?’ Je leeft je in in het gevoel van verdriet van je vriendin.

Slide 13 - Tekstslide

Hoe heb jij bij een zorgvrager in de BPV empathie getoond?

Slide 14 - Woordweb

Echtheid
Echtheid betekent dat je gevoel en gedrag met elkaar in overeenstemming zijn.
Laat dit zien met je lichaamshouding en non-verbale uitingen.
De zorgvrager gelooft dan dat je echt in hem/haar bent geïnteresseerd.

Fragment "Helden van het Maxima"

Slide 15 - Tekstslide

Hoe laat jij tegenover een zorgvrager "echtheid" zien?

Slide 16 - Open vraag

Openstaan:
Als je voor iemand openstaat, heb je aandacht voor hem of haar. 
Als je voor iemand openstaat, betekent het ook dat je onbevooroordeeld moet zijn. Je moet niet al van tevoren een mening over iemand hebben.
Heb jij wel eens vooroordelen t.a.v. een zorgvrager?

Slide 17 - Tekstslide

Klopten jouw vooroordelen binnen de BPV?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

Betrokkenheid
Betrokkenheid wil zeggen dat je om een ander geeft, dat die ander ertoe doet. Je voelt je bij die ander betrokken en wilt iets voor hem betekenen.
In je werk moet je een professionele werkverhouding tot stand te brengen. Dit betekent dat er een goed evenwicht moet zijn tussen betrokkenheid en afstand.
Hoe doe je dat? Wat is volgens jullie een goed evenwicht?

Slide 21 - Tekstslide

reactief en proactief handelen:
Een reactief iemand denkt lang na en neemt veel tijd om de zaken te analyseren. Deze persoon stelt vragen, wil begrijpen en reflecteert.
Een proactief persoon denkt en handelt in een bepaalde situatie proactief en neemt zelf initiatief.

Slide 22 - Tekstslide

Fragment Helden van het Maxima

Slide 23 - Tekstslide

wat is het verschil tussen
bekwaam en bevoegd zijn?

Slide 24 - Woordweb

Slide 25 - Tekstslide

Als je bekwaam bent, ben je ook bevoegd
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quizvraag

verschil bekwaam en bevoegd
Stelling: het op peil houden van bekwaamheid is een verantwoordelijkheid van de professional zelf en van de organisatie.

Stelling: je bent bekwaam als je de juiste kennis, vaardigheden en professionele houding hebt. 

Slide 27 - Tekstslide

bevoegd als VZIG/VPK?
Bevoegd ben je door opleiding en organisatie. 
Je hebt MBO verpleegkunde gedaan. Daardoor ben je bevoegd om bijvoorbeeld te injecteren.
Of je bent VZIG-er. In sommige organisaties mag je dan bijvoorbeeld medicatie aanreiken
Bevoegd is dus een combinatie van opleiding en organisatieregels.

Slide 28 - Tekstslide

bekwaam als VZIG-er/VPK
Bekwaam gaat over de zorgprofessional als individu. 
Ben ik vaardig? Weet ik voldoende? Kan ik dit? 
Bekwaam bestaat uit een kenniscomponent en een vaardigheidscomponent. Bij injecteren bijvoorbeeld moet je op de hoogte zijn van de actuele kennis over injecteren en alles wat daarmee samenhangt. En je moet de handeling zelf goed kunnen uitvoeren.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Opdracht 1: wie ben jij als beroepsprofessional?

1. Noem 3 punten waarin je jezelf bekwaam vindt
2. Welke 5 eigenschappen zijn kenmerkend voor je? Wat laat je van jezelf zien?
3. Als verpleegkundige kan je niet altijd alleen je eigenheid inzetten en vrij je houding en gedrag kiezen. Geef een voorbeeld van een situatie waaruit dit blijkt.


Slide 31 - Tekstslide

vervolg opdracht
4. Wat versta jij onder een goede beroepshouding in de zorg?
Noem 3 punten.
5. Waaruit blijkt dat jij een goede beroepshouding laat zien?
Geef een voorbeeld uit je beroepspraktijk.
6. Waaruit blijkt dat jij de zorgvrager als gelijkwaardig medemens beschouwd en zijn waardigheid en verantwoordelijkheid als uitgangspunt neemt? 

Slide 32 - Tekstslide

8 Eigenschappen die je geschikt maken voor de zorg
1.  Interesse in mensen en empathie
2. Sociale vaardigheden
3. Teamplayer
4. Emotionele stabiliteit
5. Flexibiliteit
6. Kunnen plannen en organiseren
7. Realisme
8. Jezelf zijn

Slide 33 - Tekstslide

Overleg in groepjes van 2:
-Zet de eigenschappen uit de vorige dia die jullie het belangrijkste vinden bovenaan en maak zo een top 7.
-Zet er ook bij waarom je bepaalde eigenschappen belangrijker vindt dan andere.
Alleen:
-welke eigenschap beheers jij het beste en waarom?
-met welke eigenschap heb jij het meeste moeite en waarom?



Slide 34 - Tekstslide

Wat doe ik als professional?
Opdracht 2: de beroepscode 
Lees de punten uit de beroepscode. 
1. Schrijf op welke van deze punten met communicatie te maken hebben
2. Vergelijk de antwoorden met je buurman/vrouw. Welke verschillen en welke overeenkomsten hebben jullie?
3. Wat is het verschil tussen de beroepscode en beroepsprofiel?

Slide 35 - Tekstslide

verschil beroepscode en beroepsprofiel:
Beroepscode; gedragingen binnen het beroep, waarden en normen binnen het beroep
Beroepsprofiel; de startkwalificatie wordt beschreven. Dus waar moet je minimaal aan voldoen om te kunnen functioneren vanuit het beroep?
En relevante wet- en regelgeving binnen het beroep, opleidingen

Slide 36 - Tekstslide

Casus kraamzorg
Lees de casus uit Canvas door
1. Hoe reageer jij als persoon in deze casus?
2. Hoe reageer jij als professional in deze casus?


Slide 37 - Tekstslide

De beroepscode voor vz-ig en vpk
De waarden en normen van de beroepsgroep:
Wat is een beroepsgeheim?
Je zwijgt over wat je over en van de zorgvrager en zijn omgeving te weten bent gekomen tijdens de zorgverlening (tijdens de uitoefening van je beroep). 
Waarom? -bescherming van de vertrouwensrelatie, -bescherming van de toegankelijkheid van de zorg, -vastgelegd in wetten


Slide 38 - Tekstslide

Opdracht 3 Casussen
Casus 1: geheimhouding
Als wijkverpleegkundige kom je voor wondverzorging bij een mevr van 36 jaar, Ze is getrouwd en heeft 2 jonge kinderen.
Tijdens de zorg vertelt mevrouw je opeens dat haar man sinds kort werkeloos is en daarom de laatste tijd agressief kan zijn. Ze laat je een paar blauwe plekken op haar arm zien.

Wat doe je? Houd je je aan de geheimhoudingsplicht? Waarom wel of niet?

Slide 39 - Tekstslide

Casus 2: geheimhouding
Men. Koops is gisteren met spoed opgenomen in het ziekenhuis. Vandaag belt zijn buurvrouw. Zij heeft gezien dat hij met een ambulance is opgehaald en is geschrokken. Ze vraagt aan jou waarom hij in het ziekenhuis ligt en hoe het met hem gaat.
Wat doe je? 

Slide 40 - Tekstslide

Opdracht 4: Het beroepsgeheim en contact met politie/justitie
1. Geldt het beroepsgeheim ook als politie/justitie je om gegevens vraagt van de zorgvrager?
2. Wat betekent het verschoningsrecht?
3. Heb je als zorgvrager een aangifteplicht als je hebt gehoord dat de zorgvrager een misdrijf gaat plegen?

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Link

Slide 43 - Link

Opdracht 5: Ethische dilemma's:
1. Wat is ethiek in de zorg?

2. Wat is moraal?
3. Wat zijn morele basisprincipes in de zorg? Noem bij elk principe een eigen voorbeeld waaruit blijkt dat je dit kan toepassen in je handelen.
4. Wat wordt er bedoelt met dat recht een “gestolde” ethiek is?
Bron: https://www.zorgvoorbeter.nl/levensvragen-ouderen/wat-is-ethiek-zorg


Slide 44 - Tekstslide

Antwoorden:
1. Als je moet balanceren tussen de waarden van de cliënt, de mantelzorgers en het beleid van je organisatie. Er is dan geen juiste oplossing.
2. Morele waarden in de gezondheidszorg zijn bijvoorbeeld eerlijkheid, vertrouwen, privacy, respect voor autonomie, niet-schaden en rechtvaardigheid.  Als morele waarden met elkaar botsen, ontstaat een moreel dilemma.

Slide 45 - Tekstslide

vervolg antwoorden:
3. Het fundament van de theorie van Beauchamp en Childress bestaat uit vier principes: weldoen, niet-schaden, rechtvaardigheid en respect voor autonomie. Deze principes staan in morele dilemma's vaak op gespannen voet met elkaar.
4. Door discussies over een ethisch onderwerp, zoals euthanasie of abortus, kan uiteindelijk recht ontstaan. Bv; de euthanasiewet en de abortuswet. 

Slide 46 - Tekstslide

Opdracht 6: Uitwerken van een ethisch dilemma
1. Beschrijf een ethisch dilemma die je op je stage of werk in de zorg hebt meegemaakt.



Slide 47 - Tekstslide

2.Moreel beraad (groepjes van 4)
Verkennen: Wat is er aan de hand? Wat is de situatie? Wie zijn er betrokken? Welke mogelijkheden zijn er om te handelen?
Onderzoeken: Wat is de ethische vraag of het dilemma? Welke argumenten (waarden, belangen en principes) zijn hier in het spel?
Afwegen: Weeg zorgvuldig af waarom je een bepaalde keuze maakt en wat mogelijke gevolgen zijn voor wie. Wat is het gevolg voor de cliënt van jouw handeling of het nalaten daarvan?
Besluiten: zoek naar de balans tussen alle (morele) betrokkenen met het oog op goede zorg

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Video

welke keuzes maak jij als zorgprofessional?
1. Wat vind je van de inzet van de zorgrobot? 
Is dit een ethisch dilemma?
2. Wat vind je van de privacy tijdens het clientenoverleg?

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Video

Slide 52 - Video

Stellingen:
Groepje 1:
• Binnen de zorgrelatie is er geen plaats voor het gebruik van sociale media, hiervoor is de relatie te kwetsbaar.
• Mag je vriendjes worden op facebook met zorgvrager?
• Ik vraag mij altijd af of wat ik op sociale media wil plaatsen een goed beeld van mij geeft als professional.
• Ik ben op de hoogte van het beleid van mijn stage/leerwerkplek over het gebruik sociale media en houd mij daaraan.

Slide 53 - Tekstslide

Stellingen:
Groepje 2:
• Ik gebruik tijdens mijn zorgverlening aan de zorgvrager(s) niet mijn mobiele telefoon of tablet om sociale media te checken of een spelletje te spelen.
• Ik deel online geen vertrouwelijke informatie over de zorgvrager.
• Ik zoek geen contact met (voormalige) zorgvragers via sociale media.
• Ik ben op de hoogte van het beleid van mijn stage/leerwerkplek over het gebruik sociale media en houd mij daaraan.

Slide 54 - Tekstslide

Eindopdracht:
1. Maak tweetallen
2. Kies een gezamenlijk ethisch dilemma in de zorg
3. Werk dit uit volgens de stappen van een moreel beraad
4. Maak hier een presentatie van
5. Presenteer jullie uitwerking van het moreel beraad aan de klas.

Slide 55 - Tekstslide