Quiz 3. opfrissertje examenstof.


A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Pool klimaat
1 / 39
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les


A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Pool klimaat

Slide 1 - Quizvraag

In Nederland komt de wind vooral uit het ...
A
Noorden
B
Zuiden
C
Oosten
D
Westen

Slide 2 - Quizvraag



Welk klimaat krijgt de letter E?
A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Zeeklimaat
D
Poolklimaat

Slide 3 - Quizvraag

Door sluizen....
A
wordt een rivier met hoogteverschil beter bevaarbaar
B
heb je meer drinkwater
C
kun je stroom produceren
D
kun je makkelijker over een stuwmeer varen

Slide 4 - Quizvraag

Waardoor hebben wij seizoenen?
A
omdat de aarde rond draait
B
omdat de klimaten hiervoor zorgen
C
omdat de aarde scheef staat ten opzichte van de zon.
D
omdat de aarde opwarmt en afkoelt

Slide 5 - Quizvraag

Al het water in sloten, kanalen, rivieren en meren noem je ... ?
A
Zichtwater
B
Oppervlaktewater
C
Brak water
D
Grondwater

Slide 6 - Quizvraag

Zie afbeelding: waar ligt op de aarde Noorderbreedte - Oosterlengte?

A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 7 - Quizvraag

De Ardennen waren ooit zo hoog als de Himalaya
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Waarom draagt ontbossing bij aan wateroverlast?
A
Bossen verdampen meer
B
Bossen houden water vast
C
Bossen verdampen minder
D
Bossen hebben niets te maken met wateroverlast

Slide 9 - Quizvraag


A
Poolklimaat
B
Tropisch klimaat
C
Droogklimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 10 - Quizvraag

De Alpen zijn ontstaan, door een botsing tussen ...
A
Azië en Oceanië
B
Noord-Amerika en Zuid-Amerika
C
Afrika en Azië
D
Afrika en Eurazië

Slide 11 - Quizvraag

Een gemengde rivier is een rivier die ... ?
A
Zijn water krijgt van regen- en smeltwater
B
Die zowel zoet als brak water heeft
C
Door twee of meer landen stroomt
D
Zijn water krijgt van grijs- en zwart water

Slide 12 - Quizvraag

Wat is thermische vervuiling?
A
Thermometers weggooien
B
Het opwarmen van de aarde door broeikasgassen
C
Het lozen van te warm afvalwater
D
Het lozen van vervuild afvalwater

Slide 13 - Quizvraag

In de industrie wordt ook veel water gebruikt. Waarvoor wordt het gebruikt?
A
Groene energie
B
Grijs water
C
Koelwater
D
Drinkwater

Slide 14 - Quizvraag

Het landschap van Laag Nederland is vooral gevormd door?
A
De zee en de wind
B
De gletsjers van de laatste ijstijd
C
De zee en de rivieren
D
De dinosauriërs

Slide 15 - Quizvraag

Waar of niet waar? Het gebied tussen de zomer- en winterdijk worden uiterwaarden genoemd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Het deel net naast de rivier bestaat uit zand, dit zijn de ...
A
Komgronden
B
Zandruggen
C
Duinen
D
Oeverwallen

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent de "waterbalans"
A
De hoeveelheid water die is er in een gebied
B
De hoeveelheid water die verdampt
C
Het verschil tussen de neerslag en de verdamping
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 18 - Quizvraag

Een regenrivier vervoert het meeste water in de....................................
A
zomer
B
winter

Slide 19 - Quizvraag

WAT IS HET 'DEBIET'VAN EEN RIVIER?
A
HOEVEELHEID WATER PER JAAR
B
STROOMSNELHEID WATER OP EEN BEPAALD PUNT GEMETEN
C
HOEVEELHEID WATER PER SECONDE BIJ BEPAALD PUNT
D
OVERZICHT VAN WATERHOEVEELHEID PER MAAND

Slide 20 - Quizvraag

Over welk klimaat gaat deze grafiek?
A
Woestijnklimaat
B
Steppeklimaat
C
Zee klimaat
D
Middellandszee klimaat

Slide 21 - Quizvraag

Over welk klimaat gaat deze grafiek?
A
Woestijnklimaat
B
Steppeklimaat
C
Zee klimaat
D
Middellandszee klimaat

Slide 22 - Quizvraag

De stroomsnelheid beïnvloedt hoeveel erosie en sedimentatie er plaatsvindt.

Waar staat de juiste letter uit de bron bij de grootste sedimentatie
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 23 - Quizvraag

De stroomsnelheid beïnvloedt hoeveel erosie en sedimentatie er plaatsvindt.

Waar staat de juiste letter uit de bron bij de grootste erosie
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel graden Celsius daalt de temperatuur per 100 m?
A
0,6°C.
B
6°C
C
1°C
D
3°C

Slide 25 - Quizvraag

Welk kenmerk van het zeeklimaat is juist?
A
In de zomer komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
B
In de lente komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
C
In de winter komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
D
In de herfst komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.

Slide 26 - Quizvraag

Bij welke bevolkingspiramide is sprake van vergroening?
A
rode
B
blauwe
C
paarse

Slide 27 - Quizvraag

Bij welke bevolkingspiramide is sprake van vergrijzing?
A
Rode
B
Blauwe
C
Paarse

Slide 28 - Quizvraag

Cultuur is
A
gewoontes die horen bij een bepaalde groep
B
godsdienst en tradities
C
de rechten van een groep mensen
D
wat is verzonnen door de mens

Slide 29 - Quizvraag

De oorzaak van het verdwijnen van voorzieningen kan zijn...
A
De drempelwaarde wordt niet gehaald.
B
De sociale controle neemt toe
C
De steden snel groeien
D
Het aantal ouderen neemt toe.

Slide 30 - Quizvraag

Suburbanisatie is...
A
De trek van de stad naar het platteland
B
De trek van de plattestad naar het land
C
De trek van het platteland naar de stad
D
De verhuizing van de mensen

Slide 31 - Quizvraag

Braindrain is
A
Drainage van de vochtige grond
B
Gebied waar het aantal inwoners daalt
C
De relatie tussen mensen in een wijk
D
Het vertrek van hoger opgeleide uit een gebied.

Slide 32 - Quizvraag

Urbanisatie is....
A
De trek van de stad naar het platteland
B
De trek van de plattestad naar het land
C
De trek van het platteland naar de stad
D
De verhuizing van de mensen

Slide 33 - Quizvraag


A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Poolklimaat

Slide 34 - Quizvraag

Hoe noem je toename van het aantal ouderen?
A
Veroudering
B
Vergrijzing
C
Ontgroening
D
Babyboom

Slide 35 - Quizvraag

Integratie of segregratie?
A
Integratie
B
Segregratie

Slide 36 - Quizvraag

Hoe noem je vertrekredenen ook wel?
A
Pull-factoren
B
Push-factoren
C
Verhuis-factoren

Slide 37 - Quizvraag

Congestie is een ander woord voor
A
drukte
B
aantal auto's op de weg
C
file
D
vertraging

Slide 38 - Quizvraag

Het magma dat opborrelt bij vulkanen in een subductiezone
A
bevat weinig gas en is niet taai.
B
bevat veel gas en is niet taai.
C
bevat veel gas en is taai.
D
bevat weinig gas en is erg taai.

Slide 39 - Quizvraag