H4 Lezen: Feiten, meningen, argumenten

klas 2: Begrijpend lezen NN6 
Hoofdstuk 4

 Feiten, meningen en argumenten
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

klas 2: Begrijpend lezen NN6 
Hoofdstuk 4

 Feiten, meningen en argumenten

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • Je kunt na deze les feiten, meningen en argumenten herkennen en geven.

Slide 2 - Tekstslide

Wat vind jij de lelijkste hond?

Slide 3 - Poll

Waarom heb je voor deze hond gekozen?

Slide 4 - Open vraag

Feiten, meningen en argumenten+VB
Feiten: dingen die je kunt controleren
Meningen: iets wat iemand vindt
Argumenten: als je uitlegt waarom je iets vindt

Het boek heeft 205 bladzijdes
Ik vind het boek heel spannend, omdat ik niet weet hoe het gaat aflopen.

Slide 5 - Tekstslide

voorbeeld 2
Feiten: dingen die je kunt controleren
Meningen: iets wat iemand vindt
Argumenten: als je uitlegt waarom je iets vindt

Dit museum is gebouwd tussen 2013 en 2016. 
 Ik vind het een mooi gebouw , want je kunt op veel plekken de open lucht zien 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Ik vind ijs lekker.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 8 - Quizvraag

Mevrouw Gersen heeft een zoon.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 9 - Quizvraag

Mevrouw Pietersen geeft Nederlands op Yuverta Gouda.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 10 - Quizvraag

omdat ik oranje geen mooie kleur vind
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 11 - Quizvraag

Het is een mooie zonsondergang.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 12 - Quizvraag

Maak de zin af met een argument:
Dit is een makkelijke vraag, ...

Slide 13 - Open vraag

feiten
meningen
argumenten
kun je controleren
ik vind ...
, omdat ...
kun je het mee eens of oneens zijn

Slide 14 - Sleepvraag

Hoe herken je feiten, meningen en argumenten:

  • Kijk of je het kunt controleren. Ja: een feit. Nee: het is een mening.
  • Een mening herken je vaak aan de signaalwoorden: ik vind, volgens mij...
  • Een argument (reden) herken je vaak aan signaalwoord: want, omdat, daarom, namelijk...

Slide 15 - Tekstslide

Als het goed is weet je nu wat een feit is, wat een mening en en wat de bijhorende argumenten zijn.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht
Pak je stencils erbij en maak opdracht 2 (blz 97)

Slide 17 - Tekstslide