m4 - leesvaardig blok 2 - signaalwoorden en tekstverbanden

Vandaag
Lezen tekst 'Hoe gaan journalisten te werk' blz.78
Verder met 2.3 (luisteropdracht) - opdracht 10 en 11
Uitleg signaalwoorden 
Opdracht 14 en 16 maken - opdracht 18 en 19 (huiswerk?)


timer
7:00
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Lezen tekst 'Hoe gaan journalisten te werk' blz.78
Verder met 2.3 (luisteropdracht) - opdracht 10 en 11
Uitleg signaalwoorden 
Opdracht 14 en 16 maken - opdracht 18 en 19 (huiswerk?)


timer
7:00

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik kan signaalwoorden in de tekst herkennen.
Ik kan voorbeelden noemen van een opsomming, tegenstelling en reden. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Signaalwoorden en tekstverbanden


  • Aan signaalwoorden kun je zien welk verband er is tussen zinnen en alinea's. Je kunt eraan zien wat zinnen en alinea's met elkaar te maken hebben. 
  • Er zijn verschillende verbanden mogelijk. Je herkent ze aan hun eigen signaalwoorden.
  • Hoe leren? Weten welk signaalwoord bij welk verband hoort!
  • bv. maar --> tegenstelling 

Slide 4 - Tekstslide

Signaalwoorden en tekstverbanden


Opsomming
Verschillende dingen die met elkaar te maken hebben worden achter elkaar opgenoemd.

Signaalwoorden
ten eerste, ten tweede, vervolgens, ook, bovendien, ten slotte, tot slot, ...

Slide 5 - Tekstslide

Signaalwoorden en tekstverbanden


Tegenstelling
Er wordt iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde beweerd. 

Signaalwoorden
maar, echter, daar staat tegenover, aan de ene kant/aan de andere kant, toch, ...

Slide 6 - Tekstslide

Signaalwoorden en tekstverbanden


Reden
- Er wordt een reden gegeven voor een eerder genoemde uitspraak. Waarom is dat zo?
- Er is sprake van een menselijke wil/motivatie

Signaalwoorden

omdat, want, daarom, immers

Slide 7 - Tekstslide

Van welk verband is sprake in deze zin:
Veel scholieren slaan het ontbijt over, omdat het te veel tijd kost.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden

Slide 8 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 9 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 10 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
omdat
B
zoals
C
en
D
maar

Slide 11 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
vanwege
B
zoals
C
tot slot
D
toch

Slide 12 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor een tegenstelling?
A
terwijl
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen

Slide 13 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
daarom
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 14 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
vanwege
B
zoals
C
tot slot
D
toch

Slide 15 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen

Slide 16 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
daarom
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 17 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
Zoals
B
Ten slotte
C
Hoewel
D
Denk aan

Slide 18 - Quizvraag

Aan het werk
Wat?
Werkblad opdracht 1 t/m 6

Hoe?
15 minuten ZS, dan ZF
Geen vragen stellen tijdens ZS
Pas spullen opruimen wanneer ik dit aangeef
Blijven zitten tot de bel gaat. 

timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het deelonderwerp
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 20 - Quizvraag