Rekenen met kommagetallen

Rekenen met kommagetallen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Rekenen met kommagetallen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van deze les kan jij alle bewerkingen uitvoeren met kommagetallen.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel van de les. Vertel wat de studenten aan het einde van de les zullen kunnen.
Wat weet jij al over rekenen met kommagetallen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn kommagetallen?
Kommagetallen zijn getallen met decimalen, zoals 3,14 of 0,5.

Slide 4 - Tekstslide

Leg kort uit wat kommagetallen zijn en geef een paar voorbeelden.
Optellen van kommagetallen
Bij het optellen van kommagetallen tel je eerst de hele getallen bij elkaar op en daarna de decimalen.

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit hoe je kommagetallen bij elkaar optelt en geef een paar voorbeelden.
Aftrekken van kommagetallen
Bij het aftrekken van kommagetallen trek je eerst de hele getallen van elkaar af en daarna de decimalen.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit hoe je kommagetallen van elkaar aftrekt en geef een paar voorbeelden.
Vermenigvuldigen met kommagetallen
Bij het vermenigvuldigen van kommagetallen vermenigvuldig je de getallen zonder decimalen en tel je daarna het aantal decimalen op.

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit hoe je kommagetallen met elkaar vermenigvuldigt en geef een paar voorbeelden.
Delen door kommagetallen
Bij het delen door een kommagetal verplaats je eerst de komma in het deeltal zodat het een heel getal wordt. Dan verplaats je de komma in de deler net zo veel plaatsen naar rechts. Daarna deel je zoals je gewend bent.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit hoe je deelt door een kommagetal en geef een paar voorbeelden.
Voorbeeld: optellen
Bereken 2,5 + 1,75.

Slide 9 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van het optellen van kommagetallen en laat de studenten dit samen met jou uitrekenen.
Voorbeeld: aftrekken
Bereken 5,6 - 3,9.

Slide 10 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van het aftrekken van kommagetallen en laat de studenten dit samen met jou uitrekenen.
Voorbeeld: vermenigvuldigen
Bereken 4,5 x 0,25.

Slide 11 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van het vermenigvuldigen van kommagetallen en laat de studenten dit samen met jou uitrekenen.
Voorbeeld: delen
Bereken 6,4 / 0,8.

Slide 12 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van het delen door een kommagetal en laat de studenten dit samen met jou uitrekenen.
Oefenen
Maak nu de opdrachten op het werkblad.

Slide 13 - Tekstslide

Laat de studenten zelfstandig of in groepjes de opdrachten maken op het werkblad.
Opdracht 1
Bereken 3,2 + 2,8.

Slide 14 - Tekstslide

Geef een opdracht om het optellen van kommagetallen te oefenen.
Opdracht 2
Bereken 7,5 - 1,9.

Slide 15 - Tekstslide

Geef een opdracht om het aftrekken van kommagetallen te oefenen.
Opdracht 3
Bereken 2,5 x 4,6.

Slide 16 - Tekstslide

Geef een opdracht om het vermenigvuldigen van kommagetallen te oefenen.
Opdracht 4
Bereken 12,8 / 0,4.

Slide 17 - Tekstslide

Geef een opdracht om het delen door een kommagetal te oefenen.
Antwoorden
Controleer nu je antwoorden met de antwoorden op het werkblad.

Slide 18 - Tekstslide

Laat de studenten hun antwoorden controleren met de antwoorden op het werkblad.
Waarom is dit belangrijk?
Het is belangrijk om te kunnen rekenen met kommagetallen omdat je dit nodig hebt bij bijvoorbeeld het berekenen van percentages en het doen van financiële berekeningen.

Slide 19 - Tekstslide

Leg uit waarom het belangrijk is om te kunnen rekenen met kommagetallen en geef een paar voorbeelden.
Samenvatting
We hebben geleerd hoe we moeten optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met kommagetallen.

Slide 20 - Tekstslide

Vat de les kort samen en benadruk nogmaals het leerdoel.
Vragen?
Zijn er nog vragen?

Slide 21 - Tekstslide

Stel de studenten in de gelegenheid om vragen te stellen en beantwoord deze.
Einde les
Tot ziens!

Slide 22 - Tekstslide

Bedank de studenten voor hun aandacht en sluit de les af.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 23 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 24 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 25 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.