Woordenschat Dialecten

Woordenschatles 
Dialecten 

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
WoordenschatBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschatles 
Dialecten 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide


1. Abrupt 
2. Allengs
3. Het dialect 
4.De standaardtaal
5.Grotendeels
 6. Krampachtig 


1. Met meer inspanning of moeite dan nodig is. 
2. Een taal die in een bepaalde streek wordt gesproken
3. Voor het grootste gedeelte
4. Heel plotseling
5. Langzamerhand
6. De officiële taal van een land 

Slide 6 - Tekstslide


1. Abrupt 
2. Allengs
3. Het dialect 
4.De standaardtaal
5.Grotendeels
 6. Krampachtig 


1. Met meer inspanning of moeite dan nodig is. 
2. Een taal die in een bepaalde streek wordt gesproken
3. Voor het grootste gedeelte
4. Heel plotseling
5. Langzamerhand
6. De officiële taal van een land 

Slide 7 - Tekstslide


1. Abrupt 
2. Allengs
3. Het dialect 
4.De standaardtaal
5.Grotendeels
 6. Krampachtig 


1. Met meer inspanning of moeite dan nodig is. 
2. Een taal die in een bepaalde streek wordt gesproken
3. Voor het grootste gedeelte
4. Heel plotseling
5. Langzamerhand
6. De officiële taal van een land 

Slide 8 - Tekstslide


1. Abrupt 
2. Allengs
3. Het dialect 
4.De standaardtaal
5.Grotendeels
 6. Krampachtig 


1. Met meer inspanning of moeite dan nodig is. 
2. Een taal die in een bepaalde streek wordt gesproken
3. Voor het grootste gedeelte
4. Heel plotseling
5. Langzamerhand
6. De officiële taal van een land 

Slide 9 - Tekstslide


1. Abrupt 
2. Allengs
3. Het dialect 
4.De standaardtaal
5.Grotendeels
 6. Krampachtig 


1. Met meer inspanning of moeite dan nodig is. 
2. Een taal die in een bepaalde streek wordt gesproken
3. Voor het grootste gedeelte
4. Heel plotseling
5. Langzamerhand
6. De officiële taal van een land 

Slide 10 - Tekstslide


1. Abrupt 
2. Allengs
3. Het dialect 
4.De standaardtaal
5.Grotendeels
 6. Krampachtig 


1. Met meer inspanning of moeite dan nodig is. 
2. Een taal die in een bepaalde streek wordt gesproken
3. Voor het grootste gedeelte
4. Heel plotseling
5. Langzamerhand
6. De officiële taal van een land 

Slide 11 - Tekstslide


1. Abrupt 
2. Allengs
3. Het dialect 
4.De standaardtaal
5.Grotendeels
 6. Krampachtig 


1. Met meer inspanning of moeite dan nodig is. 
2. Een taal die in een bepaalde streek wordt gesproken
3. Voor het grootste gedeelte
4. Heel plotseling
5. Langzamerhand
6. De officiële taal van een land 

Slide 12 - Tekstslide


1. Aanvaardbaar 
2. Verwant zijn aan
 3. Afleiden van 
4. De Wereldtaal 
5. Je groen en geel ergeren 
6. Een koekje van eigen deeg
1. Je heel erg aan iets of iemand storen 
2. Een taal die op veel plekken wordt gesproken 
3. Familie zijn van 
4. Iets wat je kunt aannemen of accepteren
5. Woorden maken van andere woorden, vaak uit een andere taal
6. Vervelend behandeld worden, nadat je hetzelfde bij iemand anders hebt gedaan

Slide 13 - Tekstslide


1. Aanvaardbaar 
2. Verwant zijn aan
 3. Afleiden van 
4. De Wereldtaal 
5. Je groen en geel ergeren 
6. Een koekje van eigen deeg
1. Je heel erg aan iets of iemand storen 
2. Een taal die op veel plekken wordt gesproken 
3. Familie zijn van 
4. Iets wat je kunt aannemen of accepteren
5. Woorden maken van andere woorden, vaak uit een andere taal
6. Vervelend behandeld worden, nadat je hetzelfde bij iemand anders hebt gedaan

Slide 14 - Tekstslide


1. Aanvaardbaar 
2. Verwant zijn aan
 3. Afleiden van 
4. De Wereldtaal 
5. Je groen en geel ergeren 
6. Een koekje van eigen deeg
1. Je heel erg aan iets of iemand storen 
2. Een taal die op veel plekken wordt gesproken 
3. Familie zijn van 
4. Iets wat je kunt aannemen of accepteren
5. Woorden maken van andere woorden, vaak uit een andere taal
6. Vervelend behandeld worden, nadat je hetzelfde bij iemand anders hebt gedaan

Slide 15 - Tekstslide


1. Aanvaardbaar 
2. Verwant zijn aan
 3. Afleiden van 
4. De Wereldtaal 
5. Je groen en geel ergeren 
6. Een koekje van eigen deeg
1. Je heel erg aan iets of iemand storen 
2. Een taal die op veel plekken wordt gesproken 
3. Familie zijn van 
4. Iets wat je kunt aannemen of accepteren
5. Woorden maken van andere woorden, vaak uit een andere taal
6. Vervelend behandeld worden, nadat je hetzelfde bij iemand anders hebt gedaan

Slide 16 - Tekstslide


1. Aanvaardbaar 
2. Verwant zijn aan
 3. Afleiden van 
4. De Wereldtaal 
5. Je groen en geel ergeren 
6. Een koekje van eigen deeg
1. Je heel erg aan iets of iemand storen 
2. Een taal die op veel plekken wordt gesproken 
3. Familie zijn van 
4. Iets wat je kunt aannemen of accepteren
5. Woorden maken van andere woorden, vaak uit een andere taal
6. Vervelend behandeld worden, nadat je hetzelfde bij iemand anders hebt gedaan

Slide 17 - Tekstslide


1. Aanvaardbaar 
2. Verwant zijn aan
 3. Afleiden van 
4. De Wereldtaal 
5. Je groen en geel ergeren 
6. Een koekje van eigen deeg
1. Je heel erg aan iets of iemand storen 
2. Een taal die op veel plekken wordt gesproken 
3. Familie zijn van 
4. Iets wat je kunt aannemen of accepteren
5. Woorden maken van andere woorden, vaak uit een andere taal
6. Vervelend behandeld worden, nadat je hetzelfde bij iemand anders hebt gedaan

Slide 18 - Tekstslide


1. Aanvaardbaar 
2. Verwant zijn aan
 3. Afleiden van 
4. De Wereldtaal 
5. Je groen en geel ergeren 
6. Een koekje van eigen deeg
1. Je heel erg aan iets of iemand storen 
2. Een taal die op veel plekken wordt gesproken 
3. Familie zijn van 
4. Iets wat je kunt aannemen of accepteren
5. Woorden maken van andere woorden, vaak uit een andere taal
6. Vervelend behandeld worden, nadat je hetzelfde bij iemand anders hebt gedaan

Slide 19 - Tekstslide

Succes met de woordzoeker! 

1. Abrupt 
2. Allengs
3. Het dialect 
4.De standaardtaal
5.Grotendeels
 6. Krampachtig 


7. Aanvaardbaar 
8. Verwant zijn aan
 9. Afleiden van 
10. De Wereldtaal 
11. Je groen en geel ergeren 
12. Een koekje van eigen deeg

Slide 20 - Tekstslide