uitleg zinsdelen

Zinsdelen
Stap 2: Zinsdelen maken

Hoe weet ik wat een zinsdeel is?
  • Zoek eerst de persoonsvorm. Dat is een zinsdeel;
  • Vervolgens zet je de overige werkwoorden apart;
  • Verander de zin van volgorde:
  • Alles wat voor de pv gezet kan worden, is een zinsdeel.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Zinsdelen
Stap 2: Zinsdelen maken

Hoe weet ik wat een zinsdeel is?
  • Zoek eerst de persoonsvorm. Dat is een zinsdeel;
  • Vervolgens zet je de overige werkwoorden apart;
  • Verander de zin van volgorde:
  • Alles wat voor de pv gezet kan worden, is een zinsdeel.

Slide 1 - Tekstslide

Verlengde instructie
Behoefte aan meer uitleg: 
- bekijk het volgende filmpje en voer de opdracht uit. 
- dus schrijf een zin op papier en knip de zin in stukjes.
- bespreek de opdracht met een klasgenoot en/of je docent.
Extra oefenen: 
https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-zinsdelen-bepalen/#

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Dit werkwoord is altijd een pv.
Dit werkwoord is soms een pv.
Dit werkwoord is nooit een pv.
Dit werkwoord bestaat niet in deze vorm.
beheerst
beheersd
straft
bestraft
lopen
verwachtten
beweerd
beweert
beweerdt
beweerde

Slide 5 - Sleepvraag

Onderwerp
Bijna elke zin heeft een onderwerp.
Het onderwerp hoort bij de persoonsvorm.

De persoonsvorm en het onderwerp moeten allebei enkelvoud of meervoud zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Het onderwerp
stap 1: Zoek de persoonsvorm.
stap 2: wie of wat + pv = onderwerp.

Ik loop op straat. 
Wie loopt op straat? Ik. 

ik = onderwerp. 

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de zin:
'Ik loop op straat.' (ow = ...)

Slide 8 - Open vraag

Wat is het onderwerp van de zin:
'Veel vrolijke leerlingen zitten in klas 2md?'

Slide 9 - Open vraag

Wat is het onderwerp: 'Nog nooit eerder hebben docenten zo'n leuke klas gehad.'

Slide 10 - Open vraag

Lijdend voorwerp (lv)
Het lijdend voorwerp is een apart zinsdeel

Bij het lijdend voorwerp 'overkomt iemand' iets of 'ondergaat een onderwerp' iets. 

Het is belangrijk dat je weet dat niet iedere zin een lijdend voorwerp heeft.
Lijdend voorwerp (lv)

Slide 11 - Tekstslide

Hoe vind je het lijdend voorwerp? 
wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 
Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 12 - Tekstslide

Lijdend voorwerp (lv)
Bij het lijdend voorwerp 'overkomt iemand' iets of 'ondergaat een onderwerp' iets. 

Ook voor het lv is er een vraag die je kan gebruiken: 
Wie/wat + wg + ow = lijdend voorwerp

Een lv begint nooit met een voorzetsel.
Lijdend voorwerp (lv)

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp:
'Haar zusjes typten een lang verhaal.'
A
haar zusjes
B
typten
C
verhaal
D
een lang verhaal

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het lv: 'Sint kocht dit jaar veel cadeautjes'. (lv = ...)

Slide 15 - Open vraag

Wat is het lv: 'De politie heeft op de A58 143.580 boetes uitgedeeld.' (lv=...)

Slide 16 - Open vraag

Na deze uitleg:
a. begrijp ik nog steeds niets van
grammatica.
b. kan ik vooruit met de opdrachten.

Slide 17 - Open vraag