Vervolg lokale en systemische toediening H2

Toedieningswegen en - vormen

Farmacotherapie voor Apothekersassistenten H2
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FPMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Toedieningswegen en - vormen

Farmacotherapie voor Apothekersassistenten H2

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken BSP les
Op tijd in de les zijn
Lesmateriaal meenemen
Opdrachten gemaakt
Mobiel in de tas
Tas op de grond
Geen oortjes in

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
Wat gaan we deze les behandelen?

Gebruiksadviezen
Opdracht bespreken

Slide 3 - Tekstslide

Doel van de les
Alle toedieningswegen en - vormen kunnen uitleggen
Begrippen Hoofdstuk 2 kennen
Gebruiksadviezen kunnen geven

Slide 4 - Tekstslide

Hoe noem je een toediening waarbij het geneesmiddel via het bloed in het hele lichaam werkt?
A
Lokale toediening
B
Systemische toediening

Slide 5 - Quizvraag

Hoe noem je de toedieningsweg waarbij het geneesmiddel via de neus wordt toegediend?
A
Cutaan
B
Nasaal
C
Oraal
D
Subcutaan

Slide 6 - Quizvraag

Via welke toedieningsweg worden maagsapresistente tabletten toegediend?
A
Cutaan
B
Nasaal
C
Oraal
D
Subcutaan

Slide 7 - Quizvraag

Hoe wordt de behandelmethode genoemd waarbij een patiënt ijzertabletten gebruikt ivm bloedarmoede?
A
Causale therapie
B
Preventieve therapie
C
Substitutietherapie
D
Symptomatische therapie

Slide 8 - Quizvraag

Hoe noem je een toediening waarbij het geneesmiddel werkt op de plaats waar het wordt toegediend?
A
Lokale toediening
B
Systemische toediening

Slide 9 - Quizvraag

Via welke toedieningsweg worden intra-musculaire injecties toegediend?
A
Cutaan
B
Nasaal
C
Oraal
D
Parenteraal

Slide 10 - Quizvraag

Gebruiksadviezen
  • Neusspray
  • Oordruppels
  • Oogdruppels
  • Zetpil

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

Opdracht 

Toedieningsvormen en - routes

Slide 14 - Tekstslide

Antwoorden opdracht Toedieningsvormen en routes
1. weinig (systemische) bijwerkingen, snellere werking en minder dosis
2. als het niet op de plaats waar het moet werken gebracht kan worden / als het in het hele lichaam moet werken.... voorbeelden
3. gebruiksgemak en makkelibjker vmee te nemen
4. makkelijk slikken
5. voordeel: hecht beter  en minder vaak toe te dienen (werkt langer)
     nadeel: wazig zien



Slide 15 - Tekstslide

Antwoorden opdracht Toedieningsvormen en routes
6. zetpil, klysma, rectiole
7. vaginale ovule, vaginaal creme
8. dan gaat het maagsapresistente effect verloren
9. -
10.heel doorslikken
11. het geneesmiddel komt langzaam vrij, vertraagd / gereguleerd

Tabel --> met elkaar doornemen!

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat hebben jullie vooral vandaag geleerd?

Slide 18 - Woordweb

Einde van de les






Dank jullie wel!

Slide 19 - Tekstslide