Emotionele veiligheid - Persoonlijke competenties - Sociale competenties - N & W
Slide 2 - Quizvraag
Leg het begrip sensitief uit
Slide 3 - Open vraag
Leg het begrip responsief uit
Slide 4 - Open vraag
Positief reageren is belangrijk. Leg uit waarom.
Slide 5 - Open vraag
Wat is respect hebben voor de autonomie?
A
Je helpt het kind met alles.
B
Het kind te laten experimenteren en zelf te laten doen.
C
Het kind te negeren wanneer iets niet lukt.
D
Het gevoel zelf invloed te hebben en keuzes mogen maken.
Slide 6 - Quizvraag
Hoe kun jij de autonomie stimuleren? Noem minimaal 3 manieren.
Slide 7 - Open vraag
Wat gebeurt er met een kind als het straf krijgt?
A
Het kind krijgt positieve gevoelens over zichzelf.
B
Het kind krijgt altijd negatieve gevoelens over de omgeving.
C
Het kind kan negatieve gevoelens over zichzelf krijgen.
D
Het kind kan gevoelens van onmacht, frustratie en onrecht ervaren.
Slide 8 - Quizvraag
Noem minimaal 4 interventietechnieken.
Slide 9 - Open vraag
Het is belangrijk regels positief te formuleren doordat het kind dan weet wat van hem verwacht wordt. Daarnaast zorgen regels voor duidelijk, houvast en voorspelbaarheid. Geef aan welk van de volgende regels positief geformuleerd zijn.
A
Niet rennen op de gang.
B
Bij binnenkomst gaat de mobiel in de tas.
C
Iedereen gaat respectvol met elkaar om.
D
Wij slaan en bijten hier niet.
Slide 10 - Quizvraag
Waarom is benoemen en verwoorden bij kinderen belangrijk? Geef minimaal 2 voorbeelden.
Slide 11 - Open vraag
Geef aan welke van de volgende stellingen juist zijn:
A
Je kunt met kinderen van alle leeftijden gesprekjes voeren.
B
De eerste fase van de taalontwikkeling noemt men de voortalige fase en bestaat uit klanken maken en brabbelen.
C
In de basishouding bij praten en uitleggen werk je kindvolgend, hierbij is het kind niet gelijkwaardig aan jou.
Slide 12 - Quizvraag
Leg uit wat doenpraten inhoudt.
Slide 13 - Open vraag
Wat is de brede ontwikkeling? Leg uit.
Slide 14 - Open vraag
Wat is de zone van naaste ontwikkeling?
A
Hetgeen waarin kinderen geïnteresseerd zijn, maar nog niet zelf kunnen.
B
Activiteiten aanbieden die de kinderen leuk vinden en al kennen.
- Jongens en meisjes hebben van nature in gedrag geen aangeboren verschillen. De verschillen in gedrag ontstaan doordat volwassenen het gedrag aan genderrollen koppelen.
B
- Kansen grijpen en kansen creëren doe je door dagelijkse momenten te gebruiken, kinderen uitdagen buiten de kaders te denken en door een leerrijke inrichting te creëren.
C
- Vragen stellen als ‘’wat maak je?’’ zijn pedagogisch wel verantwoord.
D
- Stimulerende reacties geven als een kind ergens mee bezig is, is een voorbeeld van spel verrijken.
Slide 16 - Quizvraag
Casus
Rens (5 jaar) krijgt zijn schoen niet goed aan. Hij is al een tijd aan het proberen, maar het wilt niet lukken. Hij wordt zo boos dat hij zijn schoen weggooit. Soms lukt het Rens zelf om zijn schoenen aan te doen en soms heeft hij hier nog hulp bij nodig.
Slide 17 - Tekstslide
Opdracht
Welke interactievaardigheden kun jij aan deze casus koppelen?
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.