2.3 Het verteringsstelsel 2 kgt

2.3 Het verteringsstelsel
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.3 Het verteringsstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
herhalen Voedingsmiddelen en Voedingsstoffen 5 min
Uitleg over het Verteringsstelsel 15 min
Maken opdrachten 10 min
Terugblik en afsluiting 5 min

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling BS 1 en 2
Combineer de functies van voedingsstoffen met de juiste omschrijving. 
Brandstoffen
Bouwstoffen
Reservestoffen
Beschermende stoffen
Zorgen ervoor dat je niet ziek wordt
Niet direct nodig, worden opgeslagen in lichaam
Leveren energie, nodig voor verbranding
Nodig voor groei, ontwikkeling en herstel bij schade, om nieuwe cellen en weefsels te maken

Slide 3 - Sleepvraag

Is het een voedingsmiddel of een voedingsstof?
Voedingsmiddel
Voedingsstof
Appelsap
Eiwitten
Vitaminen
Aardappels
Vetten

Slide 4 - Sleepvraag

groepen voedingsstoffen
Voedingsstoffen
Brandstoffen
bouwstoffen
beschermende stoffen
koolhydraten, 
vetten en eiwitten
eiwitten, vetten, koolhydraten, vitaminen
mineralen, water


vitaminen
mineralen

Slide 5 - Sleepvraag

Leerdoelen
  • Je kunt de functie van vertering, verteringssappen en enzymen beschrijven
  • Je kunt de delen van een gebit noemen met hun functie
  • Je kunt de werking en functie van de darmperistaltiek beschrijven

Slide 6 - Tekstslide

0

Slide 7 - Video

Verteringsstelsel
Het stelsel waar je voeding doorheen gaat. 

Het zorgt ervoor dat voedingsstoffen uit het voedsel opgenomen worden in het bloed.

Slide 8 - Tekstslide

Op volgorde
nr. 4, nr. 5 en nr. 8:
A
lever, maag , luchtpijp
B
maag, lever, luchtpijp
C
maag, lever, slokdarm
D
lever, maag, slokdarm

Slide 9 - Quizvraag

Voedingsstoffen
Voedingsstoffen moeten in het bloed komen.
Sommige voedingsstoffen kunnen door de wand heen. 
Glucose, vitaminen, mineralen en water.

Andere voedingsstoffen kunnen dit niet.  
Eiwitten, de meeste koolhydraten en vetten

Slide 10 - Tekstslide

Verteren
Het afbreken van grote voedingsstoffen tot kleinere stoffen

Verteringsproducten
Deze stoffen kunnen wel door de darmwand naar het bloed

Slide 11 - Tekstslide

Vertering
  1. Voedsel in kleine stukjes verdelen door te kauwen
  2. Voedingsstoffen afbreken met behulp van verteringssappen

Slide 12 - Tekstslide

Welke voedingsstoffen moeten worden verteerd?
A
Vitaminen, eiwitten, koolhydraten
B
Vetten, koolhydraten, mineralen
C
Eiwitten, vetten, koolhydraten
D
Koolhydraten, vitamine, mineralen

Slide 13 - Quizvraag


Door kauwen wordt het oppervlak van het voedsel vergroot. Waarom?
A
Speeksel werkt beter in op het voedsel
B
Het wordt niet vergroot, daar gaat het niet om
C
De dunne darm werkt beter
D
Dan werkt de dikke darm beter

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de functie van speeksel?
A
Verteren van zetmeel
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Geeft smaak aan het eten
D
Verteren van eiwitten

Slide 15 - Quizvraag

Kauwen
Doe je met je tanden
  • snijtanden
  • hoektanden
  • kiezen

Slide 16 - Tekstslide

Snijtanden en hoektanden
Stukken van voedsel afbijten

Slide 17 - Tekstslide

Kiezen
Knobbelige bovenkant
Voedsel fijnmalen

Kleine stukjes > beter doorslikken
Oppervlakte van voedsel 
wordt vergroot

Slide 18 - Tekstslide

Even zelf aan de slag
BK: Maken opdrachten 1 en 2 blz 87
KGT: Maken opdrachten 1 en 2 blz 99 en 100
timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Verteringssappen
Vertering met behulp van sappen

  • Speeksel
  • Maagsap

Worden gemaakt door verteringsklieren

Slide 20 - Tekstslide

Verteringsklieren
  • Speekselklieren
  • Maagsapklieren
  • Lever
  • Alvleesklier
  • Darmsapklieren

Slide 21 - Tekstslide

                         Enzymen
Zitten in verteringssappen

Scheikundige stofjes > versnellen reacties
Voedingsstoffen worden sneller afgebroken

Slide 22 - Tekstslide

Wat is de functie van alvleeskliersap?
A
Verteren van alleen eiwitten
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Verteren van alleen vetten
D
Verteren van eiwitten, koolhydraten en vetten

Slide 23 - Quizvraag


Wat is de functie van zoutzuur in het maagsap?
A
Het speelt een rol bij de vertering
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Smaakmaker
D
Een zuurder 'smaakje' toevoegen aan voedsel

Slide 24 - Quizvraag


Wat is de functie van maagsap?
A
Verteren van eiwitten
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Verteren van koolhydraten
D
Het maagzuur helpen

Slide 25 - Quizvraag

dunne darm
de dunne darm is ongeveer 8 meter lang.
In de darmwand zitten darmsapklieren die darmsap (enzym) maken. Deze verteren eiwitten, koolhydraten en vetten. 

De wand van de dunne darm is ook sterk geplooid.  In deze plooien zitten uitstulpingen->darmvlokken
in de darmvlokken zitten bloedvaten en de wand hiervan is heel dun. 

In de dunne darm wordt water en de verteringsproducten opgenomen in het bloed.

Slide 26 - Tekstslide

Dunne darm

Slide 27 - Tekstslide

blinde darm
de overgang van de dunne darm naar de dikke darm noemen we de blinde darm.

bij een blinde darm ontsteking is het wormvormige aanhangsel ontstoken. deze heeft geen functie.

Slide 28 - Tekstslide

dikke darm
de dikke darm is 1,5 meter lang

in de dikke darm wordt het laatste beetje vocht opgenomen.
na de dikke darm wordt de voedselbrij die we nu ontlasting noemen tijdelijk opgeslagen in de endeldarm waarna het via de anus het lichaam verlaat.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Darmperistaltiek
Bewegingen van de darmwand om de voedselbrokken naar de uitgang te brengen

Slide 31 - Tekstslide

Darmperistaltiek

Slide 32 - Tekstslide



De peristaltische bewegingen
vinden plaats in .......
kies het beste antwoord


A
de mond, de dikke darm
B
de darmen, de maag en de slokdarm
C
de maag en de slokdarm
D
de mond en de maag

Slide 33 - Quizvraag

Aan de slag
BK: Maken opdrachten 3, 4, 6, 8 en 9 blz 88-94.
Samenhang opdr. 11 blz 95

KGT: Maken opdrachten 3 t/m 8. Blz 100 - 102
Samenhang blz 103

Slide 34 - Tekstslide

Wat is verteren?
A
het klein maken van voedsel
B
het kneden van voedsel
C
water bij voedsel doen
D
speeksel bij voedsel doen

Slide 35 - Quizvraag

Waar worden enzymen toegevoegd aan het voedsel?
A
alleen in de mond
B
in de mond en in de maag
C
in de maag en in de darmen
D
in de mond, maag en darmen

Slide 36 - Quizvraag