Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
§6.4 productiecapaciteit
"In dit experiment zoeken we uit waarom arbeidsverdeling goed is voor een land"
timer
3:00
1 / 33
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
In deze les zitten
33 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
"In dit experiment zoeken we uit waarom arbeidsverdeling goed is voor een land"
timer
3:00
Slide 1 - Tekstslide
Raadsel
Werknemer A heeft 2500 tomaten geplukt in 2 dagen
Werknemer B heeft 3700 tomaten geplukt in 3 dagen
2500 : 2 = 1250 per dag
3700 : 3 = 1233,33 per dag
arbeidsproductiviteit
Welke werknemer werkt sneller?
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het eind van de les:
Je kunt uitleggen hoe de arbeidsproductiviteit kan toenemen.
Je kunt de arbeidsproductiviteit berekenen.
Je kunt uitleggen wat de productiecapaciteit in een bedrijf bepaalt.
Je kunt voorbeelden geven van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Slide 3 - Tekstslide
Arbeidsproductiviteit
Is het aantal goederen of diensten dat een persoon in een periode produceert.
Voorbeelden:
Bij de Albert Heijn zet een vakkenvuller gemiddeld 500 producten in de schappen.
Bij Thuisbezorgd bezorgd een fietskoerier gemiddeld 20 bestellingen per avond.
Slide 4 - Tekstslide
Arbeidsproductiviteit
Hoger is altijd beter
=> minder loonkosten
=> Bedrijven willen verbeteren
Slide 5 - Tekstslide
Hoe verhogen bedrijven de arbeidsproductiviteit?
Arbeidsverdeling
(betere) Machines
Apps (google maps)
Computers (robots)
Trainingen/opleidingen voor medewerkers
Teambuilding, betere arbeidsvoorwaarden (hoger loon, flexibele werktijden, vakantiedagen)
Slide 6 - Tekstslide
Arbeidsproductiviteit uitrekenen
Bij de Albert Heijn worden er iedere dag 15.000.000 artikelen bijgevuld door vakkenvullers.
In totaal werken er 22.000 vakkenvullers bij de Albert Heijn.
Bereken de arbeidsproductiviteit van een vakkenvuller per dag.
15.000.000 : 22.000 = 681 artikelen
per dag
per persoon
Slide 7 - Tekstslide
Hogere productie?
Positieve gevolgen voor de maatschappij
:
Meer werkgelegenheid
betere/goedkopere producten (welvaart gaat omhoog)
Meer inkomsten voor de overheid (btw, loonbelasting)
overheid gebruikt dat geld weer
Maatschappelijke opbrengsten: Opbrengsten die niet per se voor het bedrijf zelf zijn, maar ook de hele maatschappij.
Slide 8 - Tekstslide
Hogere productie?
Negatieve gevolgen voor de maatschappij
:
Geluidsoverlast
Luchtvervuiling
Milieuverontreiniging
Ontbossing
Maatschappelijke kosten: kosten die het bedrijf niet betaalt, maar wij als maatschappij.
Voorbeeld: belasting gaat omhoog zodat overheid .... kan betalen
voorbeeld: Gaswinning in Groningen => overheid moet schadevergoeding betalen
Slide 9 - Tekstslide
Hoeveel goederen of diensten een bedrijf kan maken heet de...
A
Productie hoeveelheid
B
Productiefactor
C
Werkelijke productie
D
Productiecapaciteit
Slide 10 - Quizvraag
Hoeveel goederen of diensten een bedrijf in realiteit maakt heet de...
A
werkelijke productie
B
wekelijkse productie
C
arbeidsproductie
D
kapitaalproductie
Slide 11 - Quizvraag
Waar hangt de productiecapaciteit niet van af?
A
aantal medewerkers
B
aantal klanten
C
kapitaalgoederen
D
aantal uren per werknemer
Slide 12 - Quizvraag
werkelijke productie = 5.000
Productiecapaciteit = 5.500
Onderbezetting = ...
A
1,5
B
500
C
10.500
Slide 13 - Quizvraag
Arbeidsproductiviteit =
A
aantal goederen
B
aantal goederen/ diensten
C
aantal goederen/ diensten per periode
D
aantal goederen/diensten per periode van 1 persoon
Slide 14 - Quizvraag
wat zijn geen maatschappelijke opbrengsten
A
meer omzet voor het bedrijf
B
Goedkopere producten
C
meer werkgelegenheid
D
meer belastinginkomsten
Slide 15 - Quizvraag
ontbossing, milieuvervuiling, geluidsoverlast zijn voorbeelden van
A
maatschappelijke problemen
B
maatschappelijke opbrengsten
C
maatschappelijke situaties
D
maatschappelijke kosten
Slide 16 - Quizvraag
Bekijk onderstaande tabel. Geef aan met een berekening waar de arbeidsproductiviteit het hoogst is.
uren
aantal producten
A
24
12
B
48
30
Slide 17 - Tekstslide
Bedrijf A maakt in een week 6.000 producten. Er zijn 200 werknemers. Wat is de arbeidsproductiviteit per week?
A
30
B
5.800
C
6.000
D
6.200
Slide 18 - Quizvraag
Opdracht
Wat:
Leerstof 1, 2 en 4 van paragraaf 3.3
Hoe:
In de digitale methode, Schrijf altijd je berekening op.
Tijd:
20 minuten (stiltemoment)
Resultaat:
Beoordeel jezelf zoals de docent dat zou doen.
Klaar:
iets voor jezelf. Niet op je telefoon.
timer
20:00
Slide 19 - Tekstslide
Energize
Slide 20 - Tekstslide
Opdracht
Wat:
maak de examenopdrachten van het werkblad
Hoe:
Op papier, Schrijf altijd je berekening op.
Tijd:
10 minuten (stiltemoment)
Resultaat:
Samen bespreken
Klaar:
iets voor jezelf. Niet op je telefoon.
timer
10:00
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Raadsel
Een tomatenkweker geeft €20.000 uit om 80.000 tomaten te telen.
Waarom is het niet goed voor de teler als de oogst maar 60.000 tomaten is?
Slide 23 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het eind van de les:
Je kunt de productiekosten verdelen in vaste en variabele kosten.
Je kunt uitleggen wat de productiecapaciteit in een bedrijf bepaalt.
Slide 24 - Tekstslide
Productiecapaciteit
hoeveel
kan
een bedrijf maken = capaciteit
niet
hetzelfde als werkelijk productie
Voorbeeld kapperszaak:
Capaciteit = 40 klanten per dag
Werkelijke productie = 28 klanten per dag
Slide 25 - Tekstslide
Productiecapaciteit
Hangt af van:
Aantal medewerkers
aantal uren per werknemer
kapitaalgoederen (machines, computers, hulpmiddelen)
Slide 26 - Tekstslide
Productie omhoog!
Capaciteit niet gebruikt = zonde van de kosten
Maximaliseren van afzet door... reclame, lagere prijzen, betere service/kwaliteit
Slide 27 - Tekstslide
Productiecapaciteit
Hoeveel kan een bedrijf maken = capaciteit
= niet hetzelfde als werkelijk productie
Voorbeeld kapperszaak:
Capaciteit = 40 klanten per dag
Werkelijke productie = 28 klanten per dag
Slide 28 - Tekstslide
Productie omhoog!
Als een bedrijf niet zijn volledige capaciteit gebruikt heet dat: onderbezetting
Voorbeeld:
capaciteit = 40
werkelijke productie = 28
onderbezetting = 12
Slide 29 - Tekstslide
Opdracht
Wat:
maak de opdrachten van leerstof 3 van paragraaf 3.2 + de opdrachten van leerstof 1 van leerstof 3.3
Hoe:
In de digitale methode, Schrijf altijd je berekening op.
Tijd:
15 minuten (stiltemoment)
Resultaat:
Beoordeel jezelf zoals de docent dat zou doen.
Klaar:
iets voor jezelf. Niet op je telefoon.
timer
15:00
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Mededeling
Laatste lesdag
Volgende week: proefwerk §6.2 t/m §6.4!!
Slide 32 - Tekstslide
programma
Opties:
Rekentrainer/rekenparagraaf H6
Samenvatting invullen in je boek
Samenvatting maken
In tweetallen begrippen overhoren
Laatste 20 minuten blooket
Slide 33 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
§6.4 productiecapaciteit
Februari 2023
- Les met
35 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
§6.4 productiecapaciteit
Augustus 2023
- Les met
30 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
§3.1 wat zijn de kosten deel 2
November 2023
- Les met
35 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Productiecapaciteit & arbeidsproductiviteit
Januari 2019
- Les met
16 slides
door
Economie voor vmbo
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3,4
Economie voor vmbo
6.4 Is meer productie goed?
December 2018
- Les met
33 slides
door
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
3.2 Winst of verlies?
Augustus 2018
- Les met
39 slides
door
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
6.4 Nog meer produceren?
November 2018
- Les met
23 slides
door
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
3.2 Hoeveel levert het op?
Augustus 2018
- Les met
44 slides
door
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Eieren voor je geld