oefentoets H 1 en 2 assisteren in de gezondheidszorg K7

oefentoets H 1 en 2 assisteren in de gezondheidszorg K7
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

oefentoets H 1 en 2 assisteren in de gezondheidszorg K7

Slide 1 - Tekstslide


Jullie maken het eerst blokuur zelfstandig een samenvatting van H 1 en 2



Laatste uur doen we een lesson-up met toetsvragen
timer
80:00:00

Slide 2 - Tekstslide

1. Lees het voorbeeld. Wat voor soort vraag is het?
Wat is er aan de hand?
A
Controlevraag
B
herhalingsvraag
C
gesloten vraag
D
open vraag

Slide 3 - Quizvraag

. Wat is een voorbeeld van een gesloten vraag?
A
Wat kan ik voor u doen?
B
Hoe voelt u zich?
C
Is dit duidelijk voor u?
D
Waarmee kan ik u helpen?

Slide 4 - Quizvraag

Met welke woorden beginnen open vragen?

Slide 5 - Open vraag

Hoe worden vragen genoemd die met ja of nee beantwoord kunnen
worden?

A
Controle vragen
B
open vragen
C
herhalingsvragen
D
gesloten vragen

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekend urgentie?
A
Dat iets dringend is.
B
Dat iets geen haast heeft.
C
Dat iets nauwkeurig gedaan moet worden.
D
Dat iets erg moeilijk is.

Slide 7 - Quizvraag

Stelling: Een online afsprakensysteem heeft als nadeel dat je niet in de
avond of in het weekend zelf een afspraak kunt inplannen.

A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Stelling: Een online afsprakensysteem heeft als voordeel dat het goed
de urgentie in kan schatten.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor inlevingsvermogen?
A
Emotie
B
Empathie
C
Representatie
D
Respect

Slide 10 - Quizvraag


Lees het voorbeeld. Wat voor soort vraag is dit?
Herkent u wat ik zeg?'

A
Controlevraag
B
Gesloten vraag
C
Open vraag
D
Herhalingsvraag

Slide 11 - Quizvraag

Wat hoort bij jezelf representatief opstellen?
A
Een actieve lichaamshouding en jezelf kunnen zijn.
B
Een actieve lichaamshouding en verzorgde nagels.
C
Initiatief nemen en je mening durven geven.
D
Jezelf kunnen zijn en zelfverzekerd zijn.

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn een voorbeelden van aanstootgevend gedrag?
A
roken
B
zoenen
C
make-up bijwerken
D
glimlachen

Slide 13 - Quizvraag

Als een client boos of agressief is, wat doe jij dan?
A
ga met hem in discussie
B
Laat hem uitrazen
C
Je zegt: Doe even normaal meneer
D
Je leeft je in in de client en stelt hem gerust.

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn emoties?

Slide 15 - Open vraag

Wat houdt het medisch beroepsgeheim in?
A
Dat een arts geen medische gegevens mag delen met anderen, alleen met toestemming van de cliënt of in noodsituaties
B
Dat een arts een medische gegevens mag delen met anderen, ook niet met toestemming van de cliënt of in noodsituaties.
C
.Dat een arts met een medisch beroepsgeheim, niet mag vertellen wat voor werk hij/zij doet.
D
Dat een arts medische gegevens altijd mag delen met anderen, ook als de cliënt hier geen toestemming voor geeft.

Slide 16 - Quizvraag

Welke van de volgende eigenschappen is het meest belangrijk als
tandartsassistent?
A
Dat je er verzorgd uitziet.
B
Dat je hygiënisch werkt.
C
Dat je op tijd komt.
D
Dat je snel werkt.

Slide 17 - Quizvraag

Wie is het aanspreekpunt voor de specialist en de cliënten?
A
Apothekersassistent
B
Assistent consultatie bureau
C
Medisch secretaresse
D
Tandartsassisitent

Slide 18 - Quizvraag

Lees het voorbeeld. Welke actie is verstandig om te ondernemen?
Iemand komt aan jouw balie bij de huisartsenpraktijk waar jij werkzaam bent als doktersassistent. Je ziet dat deze persoon
erg bang is. Hij zegt dat hij op ziet tegen de ingreep die de dokter zal doen.
A
Je stelt deze persoon gerust en probeert je in te leven.
B
Je verwijst deze persoon naar de wachtkamer.
C
Je zegt dat hij niet bang hoeft te zijn er verwijst hem door naar de wachtkamer.
D
Je doet niets. Geruststellen is de taak van de dokter.

Slide 19 - Quizvraag

Stelling: Een tandartsassistent mag zelfstandig een gaatje vullen.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Stelling: Een tandartsassistent geeft de juiste instrumenten aan.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Waarom verwerkt de assistent consultatiebureau de gegevens in het
dossier van het kind?
A
Zodat de arts of wijkverpleegkundige de groei en ontwikkeling in de gaten kan houden.
B
Zodat de huisarts kan zien hoe het met het kind gaat
C
Zodat de ouders dit kunnen zien.
D
Zodat je de gegevens zelf nog eens terug kunt zoeken.

Slide 22 - Quizvraag

Bij welk beroep is een nauwkeurige werkhouding nog meer van belang?
A
Tandartsassistent
B
Doktersassistent
C
Apothekersassistent

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekend steriel?

Slide 24 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met een specialist?

Slide 25 - Open vraag