les 20 poëzie-analyse les 4

Poëzie les 4
5h, welkom bij Nederlands! 
Telefoon mee naar de les? Stop hem dan in de (telefoon)tas!
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Poëzie les 4
5h, welkom bij Nederlands! 
Telefoon mee naar de les? Stop hem dan in de (telefoon)tas!

Slide 1 - Tekstslide

SE poëzieanalyse
In de toetsweek, weging 10, 45 minuten
Ik kan…
  • Rijmschema’s herkennen (eindrijm en beginrijm)
  • Beeldspraak herkennen (vergelijking, metafoor, personificatie, metonymia)
  • Stijlfiguren herkennen (hyperbool, antithese, repetitio, paradox, eufemisme, understatement, woordspeling)
  • Dichtvormen herkennen (limerick, haiku, sonnet, visuele poëzie, 160, naamdicht, pastiche)
  • Je leert het door te oefenen, literair talent is niet nodig!

Nieuwe theorie

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Nieuwe theorie blz. 3
Soorten rijm
En rijmschema's bij eindrijm

Slide 3 - Tekstslide

Rijm blz. 3
  • eindrijm
  • alliteratie (beginrijm)
  • assonantie (klinkerrijm)
  • binnenrijm
  • middenrijm 
  1. De boot kwam op stoom 
  2. De koe keek moe naar de zonsondergang.
  3. Als de maan naar binnen schijnt
    Terwijl we staan voor het venster
  4. Sint zat te denken
    Wat hij Hendrik zou schenken

Slide 4 - Tekstslide

Rijm blz. 3
  • eindrijm
  • alliteratie (beginrijm)
  • assonantie (klinkerrijm)
  • binnenrijm
  • middenrijm 
  1. De boot kwam op stoom 
  2. De koe keek moe naar de zonsondergang.
  3. Als de maan naar binnen schijnt
    Terwijl we staan voor het venster
  4. Sint zat te denken
    Wat hij Hendrik zou schenken

Slide 5 - Tekstslide

Rijm blz. 3
  • eindrijm
  • alliteratie (beginrijm)
  • assonantie (klinkerrijm)
  • binnenrijm
  • middenrijm 
  1. De boot kwam op stoom 
  2. De koe keek moe naar de zonsondergang.
  3. Als de maan naar binnen schijnt
    Terwijl we staan voor het venster
  4. Sint zat te denken
    Wat hij Hendrik zou schenken

Slide 6 - Tekstslide

Rijm blz. 3
  • eindrijm
  • alliteratie (beginrijm)
  • assonantie (klinkerrijm)
  • binnenrijm
  • middenrijm 
  1. De boot kwam op stoom 
  2. De koe keek moe naar de zonsondergang.
  3. Als de maan naar binnen schijnt
    Terwijl we staan voor het venster
  4. Sint zat te denken
    Wat hij Hendrik zou schenken

Slide 7 - Tekstslide

Rijm blz. 3
  • eindrijm
  • alliteratie (beginrijm)
  • assonantie (klinkerrijm)
  • binnenrijm
  • middenrijm 
  1. De boot kwam op stoom 
  2. De koe keek moe naar de zonsondergang.
  3. Als de maan naar binnen schijnt
    Terwijl we staan voor het venster
  4. Sint zat te denken
    Wat hij Hendrik zou schenken

Slide 8 - Tekstslide

Rijm blz. 3
  • eindrijm
  • alliteratie (beginrijm)
  • assonantie (klinkerrijm)
  • binnenrijm
  • middenrijm 
  1. De boot kwam op stoom 
  2. De koe keek moe naar de zonsondergang.
  3. Als de maan naar binnen schijnt
    Terwijl we staan voor het venster
  4. Sint zat te denken
    Wat hij Hendrik zou schenken

Slide 9 - Tekstslide

Eindrijm
 1. Slagrijm (aaa): alles is hetzelfde
 2. Gepaard rijm (aabb): de rijm komt in paartjes van twee
 3. Gekruist rijm (abab): om de regel rijmt het
 4. Omarmend rijm (abba): in het midden is het hetzelfde
 5. Gebroken rijm (abcb): één regelt ‘breekt’ het patroon
 6. Verspringend rijm (abc, abc): je verspringt per regel

Slide 10 - Tekstslide

Welk soort eindrijm?
 1. Slagrijm (aaa)
 2. Gepaard rijm (aabb)
 3. Gekruist rijm (abab)
 4. Omarmend rijm (abba)
 5. Gebroken rijm (abcb)
 6. Verspringend rijm (abc, abc)

Slide 11 - Tekstslide

Welk soort eindrijm?
 1. Slagrijm (aaa)
 2. Gepaard rijm (aabb)
 3. Gekruist rijm (abab)
 4. Omarmend rijm (abba)
 5. Gebroken rijm (abcb)
 6. Verspringend rijm (abc, abc)

Slide 12 - Tekstslide

Welk soort eindrijm?
 1. Slagrijm (aaa)
 2. Gepaard rijm (aabb)
 3. Gekruist rijm (abab)
 4. Omarmend rijm (abba)
 5. Gebroken rijm (abcb)
 6. Verspringend rijm (abc, abc)

Slide 13 - Tekstslide

Welk soort eindrijm?
 1. Slagrijm (aaa)
 2. Gepaard rijm (aabb)
 3. Gekruist rijm (abab)
 4. Omarmend rijm (abba)
 5. Gebroken rijm (abcb)
 6. Verspringend rijm (abc, abc)

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Lees het gedicht 'De Dapperstraat'
op blz. 14
Maak hierbij de opdracht op blz. 25

Slide 15 - Tekstslide

Nabespreking De Dapperstraat
  • 1. abba abba cde cde omarmend en verspringend
  • 2. veel – voor – veel – verwacht - verborgen (regel 9) en
  • Domweg – de Dapperstraat (regel 14)
  • 3. bijvoorbeeld: tevredenen – legen – ertegen - stedelijke – wegen - bewegen; nooit –zo – schoon – door
  • 4. vergelijking: de natuur wordt vergeleken met een stukje bos, ter grootte van een krant; of de natuur wordt vergeleken met een heuvel met wat villaatjes

Slide 16 - Tekstslide

Nabespreking De Dapperstraat

  • 5. natuur = een stukje bos ter grootte van een krant
  • 6. Hij somt op waar zijn voorkeur naar uitgaat.
  • 7. Het lijkt net een schilderij als hij door het zolderraam naar de wolken kijkt. ‘Omrand’ lijkt dan op de lijst van een schilderij. Hij vindt de wolken op deze manier ook op zijn mooist.
  • 8. Als je verwachtingen niet zo hoog gespannen zijn, kan alles veel zijn. Je wordt dan niet zo snel teleurgesteld.

Slide 17 - Tekstslide

Nabespreking De Dapperstraat
  • 9. Je kunt in van alles schoonheid zien. Wat jij mooi vindt, is heel persoonlijk. Bloem beschrijft in dit gedicht wat hij zo mooi vindt aan de stad en aan De Dapperstraat.
  • 10. Het is gangbaar om de natuur mooier te vinden, meer te waarderen dan de stad. Hier is dat juist andersom. (Bloem lijkt ook in de eerste regel van het gedicht te zeggen dat de natuur iets is voor mensen die snel tevreden zijn of niet al te slim zijn. Dit is overigens wel een interpretatie waar veel discussie over is.)

Slide 18 - Tekstslide

Sonnet
(blz. 7 en 8)

Slide 19 - Tekstslide

Lezen: De idioot in bad
blz. 26

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Maak de opdracht onder het gedicht op blz. 26. (vraag 1 t/m 8)
Opdracht bespreken

Slide 22 - Tekstslide

Maak de opdracht onder het gedicht op blz. 26. (vraag 1 t/m 8)
  1. abab cdcd effe ghgh ijij klkl ilil
    bijna helemaal gekruisd, behalve de derde strofe.
     

Slide 23 - Tekstslide

Maak de opdracht onder het gedicht op blz. 26. (vraag 1 t/m 8)
  1. abab cdcd effe ghgh ijij klkl ilil
    bijna helemaal gekruisd, behalve de derde strofe.
    Vergelijk de vorm (rijmschema) met de inhoud . 

Slide 24 - Tekstslide

Maak de opdracht onder het gedicht op blz. 26. (vraag 1 t/m 8)
2. Assonatie: de lange a: haast dravend en vaak hakend

Slide 25 - Tekstslide

Maak de opdracht onder het gedicht op blz. 26. (vraag 1 t/m 8)
3.
regel 11: hij zuchtte als bij het lessen van zijn eerst dorst.
regel 14: zijn dunne ... bleke bloemen
regel 15, 16: zijn lange ... groen opdoemen
regel 17: hij is ... als ongeboren

Slide 26 - Tekstslide

Maak de opdracht onder het gedicht op blz. 26. (vraag 1 t/m 8)
4. De meeste staan in strofe 5

Hij weet nog niet, dat sommige vruchten nimmer rijpen
Hij heeft de wijsheid van het lichaam niet verloren
En hoeft de dingen van de geest niet te begrijpen

Slide 27 - Tekstslide

Maak de opdracht onder het gedicht op blz. 26. (vraag 1 t/m 8)
5. Twee antitheses:

Lichaam - geest
wijsheid - niet begrijpen

Slide 28 - Tekstslide

Maak de opdracht onder het gedicht op blz. 26. (vraag 1 t/m 8)
6. Strofe 5

Slide 29 - Tekstslide

Maak de opdracht onder het gedicht op blz. 26. (vraag 1 t/m 8)
7. Het slaat op de zeven dagen van de week. Hij mag één keer in de week in bad. "Elke week wordt hij opnieuw geboren."

Slide 30 - Tekstslide

Maak de opdracht onder het gedicht op blz. 26. (vraag 1 t/m 8)
8. 
- Verlangen naar de (veilige) moederschoot
- De hoop opnieuw geboren te worden (als gaaf, niet meer onvolmaakt mens)

Slide 31 - Tekstslide