4.8 spelling 3T

Leestekens
  • Trema
  • Apostrof  
  • Accent
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leestekens
  • Trema
  • Apostrof  
  • Accent

Slide 1 - Tekstslide

Trema (")
  • Om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën.
 Er is dus geen trema nodig in: gekopieerd, video, buiig.
  • In sommige leenwoorden: fröbelen, conciërge
LET OP: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Kies de juiste vorm:
A
coordinatie
B
coördinatie

Slide 4 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
discussieren
B
discussiëren

Slide 5 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
draaiing
B
draaiïng

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
egoisme
B
egoïsme

Slide 7 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
financieel
B
financïeel

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
fohn
B
föhn

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
geautomatiseerd
B
geäutomatiseerd

Slide 10 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
reunie
B
reünie

Slide 11 - Quizvraag

Apostrof (')
  • Als weglatingsteken: 's avonds, Lars' scooter, 's-Hertogenbosch
  • Om uitspraakproblemen te voorkomen als je een -s schrijft achter woorden op -a, -i, -o, -u en -y: Hanna's fiets, kiwi's, baby's; er is dus geen apostrof nodig in: cadeaus, cowboys, Annes fiets.
  • In afleidingen en meervoud van afkortingen+cijfers: cc'en, dvd'tje, pc's, A4'tje 
  •  In verkleinwoorden op -y voorafgegaan door een medeklinker: baby'tje (maar displaytje).

Slide 12 - Tekstslide

Kies de juiste vorm:
A
buggytje
B
buggy'tje

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
bureautje
B
bureau'tje

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
dressboys
B
dressboy's

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
chimpansees
B
chimpansee's

Slide 16 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
cafees
B
cafés

Slide 17 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
Hans fiets
B
Han's fiets

Slide 18 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
lentes
B
lente's

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
programmas
B
programma's

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
s' morgens
B
's morgens

Slide 21 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
tv-s
B
tv's

Slide 22 - Quizvraag

Accent
Nodig voor juiste uitspraak:

Accent aigu: cliché
Accent grave: barrière
Accent circonflex: enquête

Slide 23 - Tekstslide

Typ het juiste woord.
G…nant

Slide 24 - Open vraag

Typ het juiste woord.
Nachtcr...me

Slide 25 - Open vraag

Typ het juiste woord.
Cr...pe

Slide 26 - Open vraag

Typ het juiste woord.
Caf...

Slide 27 - Open vraag

Typ het juiste woord.
Coup…

Slide 28 - Open vraag