In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Herhaling H3 en H4 spelling
Trema
Apostrof
Accent
Tussenletters in samenstellingen
Denk zelf aan het leren van de dicteewoorden!!
Slide 1 - Tekstslide
Trema (")
Om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën.
Er is dus geen trema nodig in: gekopieerd, video, buiig.
In sommige leenwoorden: fröbelen, conciërge.
LET OP: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig.
Slide 2 - Tekstslide
Kies de juiste vorm:
A
coordinatie
B
coördinatie
Slide 3 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
A
discussieren
B
discussiëren
Slide 4 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
A
draaiing
B
draaiïng
Slide 5 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
A
egoisme
B
egoïsme
Slide 6 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
A
financieel
B
financïeel
Slide 7 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
A
fohn
B
föhn
Slide 8 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
A
geautomatiseerd
B
geäutomatiseerd
Slide 9 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
A
reunie
B
reünie
Slide 10 - Quizvraag
Apostrof (')
Als weglatingsteken: 's avonds, Lars' scooter, 's-Hertogenbosch
Om uitspraakproblemen te voorkomen als je een -s schrijft achter woorden op -a, -i, -o, -u en -y: Hanna's fiets, kiwi's, baby's; er is dus geen apostrof nodig in: cadeaus, cowboys, Annes fiets.
In afleidingen en meervoud van afkortingen: cc'en, dvd'tje, pc's
In verkleinwoorden op -y voorafgegaan door een medeklinker: baby'tje (maar displaytje).
Slide 11 - Tekstslide
Kies de juiste vorm:
A
buggytje
B
buggy'tje
Slide 12 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
A
bureautje
B
bureau'tje
Slide 13 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
A
dressboys
B
dressboy's
Slide 14 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
A
chimpansees
B
chimpansee's
Slide 15 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
A
cafees
B
cafés
Slide 16 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
A
Hans fiets
B
Han's fiets
Slide 17 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
A
lentes
B
lente's
Slide 18 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
A
programmas
B
programma's
Slide 19 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
A
s' morgens
B
's morgens
Slide 20 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
A
tv-s
B
tv's
Slide 21 - Quizvraag
Accent
Nodig voor juiste uitspraak:
Accent aigu: cliché
Accent grave: barrière
Accent circonflex: enquête
Slide 22 - Tekstslide
Typ het juiste woord. G…nant
Slide 23 - Open vraag
Typ het juiste woord. Nachtcr...me
Slide 24 - Open vraag
Typ het juiste woord. Cr...pe
Slide 25 - Open vraag
Typ het juiste woord. Caf...
Slide 26 - Open vraag
Typ het juiste woord. Coup…
Slide 27 - Open vraag
Tussenletters in samenstellingen
Hoor je een s, schrijf je een s.
Bijvoorbeeld: liefdesverdriet
Soms hoor je de s niet, vervang dan het woord.
Bijvoorbeeld: stationsstraat --stationsplein
Slide 28 - Tekstslide
Tussenletters in samenstellingen
Bij twee ZN schrijf je –(e)n als tussenletters als het eerste deel enkel een meervoud heeft op –(e)n.
Bijvoorbeeld: kip+soep = kippensoep
bes+sap = bessensap
paard+ stal = paardenstal
Slide 29 - Tekstslide
Uitzonderingen
Eerste deel is geen ZN: armelui,wiegelied
Eerste deel heeft geen meervoud: benzinegeur
Eerste deel heeft een dubbel meervoud: geboorteplaats
Slide 30 - Tekstslide
Uitzonderingen
Eerste deel heeft alleen een meervoud op –s: horlogeband
Eerste deel versterkt het tweede deel(=BN): beresterk