toets atelier 3.2-3.3

Welke bijvoeglijk naamwoorden staan allebei voor het znw?
A
laid, sérieux
B
long, difficile
C
étroit, difficile
D
petit, nouveau
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welke bijvoeglijk naamwoorden staan allebei voor het znw?
A
laid, sérieux
B
long, difficile
C
étroit, difficile
D
petit, nouveau

Slide 1 - Quizvraag

Welke bijvoeglijk naamwoorden staan allebei achter het znw?
A
grand, sérieux
B
long, difficile
C
étroit, difficile
D
petit, gentil

Slide 2 - Quizvraag

Welke bijvoeglijk naamwoorden hebben drie vormen in het enkelvoud?
A
grand, sérieux, sévère
B
long, large, sympa
C
étroit, difficile, petit
D
nouveau, vieux, beau

Slide 3 - Quizvraag

Wat weet je over de vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 4 - Woordweb

Zet de volgende bijv.nw in vrouwelijk enkelvoud (onder elkaar, met het nummer ervoor)
1. beau 4. vieux
2. facile 5. content
3. heureux 6. sévère

Slide 5 - Open vraag

Zet de volgende bijv.nw in het meervoud (onder elkaar, met het nummer ervoor)
1. long 4. courte
2. nouveau 5. ennuyeux
3. large 6. belle

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Verbind de getallen met de juiste Franse naam
La cave
le salon
La salle de bains
La porte
Le grenier
Le couloir
De zolder
De bad-kamer
De deur
De kelder
De woonkamer
De gang

Slide 8 - Sleepvraag

Geef de vertalingen van de volgende woorden:
a. de keuken
b. de eetkamer
c. de trap

Slide 9 - Open vraag

Vertaal:
Nous sonnons à la maison de mes grands-parents

Slide 10 - Open vraag

Vertaal:
Ils jouent toujours dans le large jardin

Slide 11 - Open vraag

Vertaal:
Vous habitez au premier étage et vous avez un petit balcon
(vous is hier "jullie")

Slide 12 - Open vraag

Vertaal:
Je woont op de begane grond van een villa

Slide 13 - Open vraag

Vertaal:
Hij vindt spullen in de garage

Slide 14 - Open vraag

Vertaal:
Er is een groot verschil tussen jouw kamer en mijn kamer

Slide 15 - Open vraag

Lees nu het rijtje van "aller" (gaan) op p. 122 van je klapper.

 Dit rijtje leer je, bijvoorbeeld door het een paar keer over te schrijven

Slide 16 - Tekstslide

Maak oefeningen 11 en 14 (p. 122, 123)

Maak oefening 1 op p. 105. Hierbij hoort de tekst van p. 47 in je tekstboek

Slide 17 - Tekstslide

Draai 5x aan het rad. Probeer uit je hoofd de juiste vertaling in het Frans te geven.

Slide 18 - Tekstslide

Aller = gaan

Slide 19 - Tekstslide