H4 - T4 - BS4

BS4: Evolutietheorie
H4
Thema 4
Evolutie
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

BS4: Evolutietheorie
H4
Thema 4
Evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan de oorzaken van evolutie herkennen en beschrijven
  • Je kan de pijlers van het Darwinisme beschrijven 
  • Je kan een 'Darwinantwoord' op een juiste en volledige wijze formuleren 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is 'evolutie'? Geef een definitie.

Slide 3 - Woordweb

EVOLUTIE
Veranderingen in genfrequenties / genenpool / erfelijke eigenschappen in de tijd/over generaties

Slide 4 - Tekstslide

Oorzaak voor evolutie: genetische variatie en(natuurlijke) selectie

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Evolutie volgens Darwin ('On the origin of species...', 1859)
- Vat samen hoe evolutie volgens hem plaatsvond

Slide 7 - Open vraag

Genetische variatie
Natuurlijke selectie
'Struggle for life'
te klein draagvlak voor alle individuen
Onderlinge voortplanting

Slide 8 - Tekstslide

Darwinisme - evolutie volgens Charles Darwin
Pijlers van het Darwinisme
  • Er is variatie binnen de populatie / elk individu in de populatie is anders dan anderen
  • Er is te weinig draagkracht voor elk individu in de populatie (struggle for life)
  • Sommige individuen hebben een selectievoordeel ten opzichte van anderen 
  • Individuen met selectievoordeel hebben een grotere voortplantingskans en daardoor een grotere overlevingskans
  • Door onderlinge voortplanting van individuen met selectievoordeel neemt frequentie van eigenschap in populatie toe.

Neo-Darwinisme: de variatie binnen een populatie heeft een genetische oorzaak: mutaties

Slide 9 - Tekstslide

Een 'Darwinvraag' beantwoorden
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Stap 1
Benoem het uitgangspunt dat er in de muizenpopulatie sprake is van genetische variatie

Door mutaties is er variatie ontstaan in de vachtkleur van de muizen

Slide 11 - Tekstslide

Stap 2
Benoem: WIE hebben er WELK selectievoordeel? Dit haal je altijd uit de context van de vraag:

De muizen met een donkere vacht hebben een selectievoordeel omdat zij hierdoor minder gezien worden door hun predator.

Slide 12 - Tekstslide

Stap 3
Benoem dat individuen met selectievoordeel vaker ONDERLING voortplanten (hogere fitness)

De muizen met de donkere vacht zullen dus vaker overleven en als gevolg daarvan vaker onderling voortplanten.

Slide 13 - Tekstslide

Stap 4
Benoem de genfrequentieverschuiving die dit tot gevolg heeft

Het allel voor donkere vachtkleur zal vaker worden doorgegeven en daardoor zal het aantal donkere muizen in de volgende generaties toenemen. 

Slide 14 - Tekstslide

BS4: Het juiste antwoord op een 'Darwinvraag'. Deze vier elementen zitten ALTIJD in je antwoord!!!
Een 'Darwinantwoord' bestaat altijd uit de volgende elementen
  • Benoem letterlijk: "Er is sprake van genetische diversiteit in de populatie" 
  • Beschrijf op welke wijze de omgeving selectiedruk uitoefent op de populatie
  • Beschrijf welk selectievoordeel sommige individuen (dan) hebben
  • Benoem letterlijk: "Door onderlinge voorplanting wordt de gunstige eigenschap doorgegeven aan het nageslacht"

Gebruik nooit: "het organisme heeft zich aangepast" Dit is echt FOUT!

Sleutelwoorden in een Darwinantwoord: genetische variatie, selectiedruk, selectievoordeel, onderlinge voortplanting

Slide 15 - Tekstslide

Andere oorzaken van evolutie
  1. gene flow
  2. seksuele selectie (non-random mating)
  3. kunstmatige selectie
  4. founder effect
  5. bottleneck effect
  6. genetic drift

Slide 16 - Tekstslide

Bruine muizen overleven beter en planten vaker voor in een woestijnomgeving omdat lichtere muizen vaker door uilen worden gezien en gegeten.
Wie of wat zorgt hier voor selectiedruk?
A
predator
B
bodemsamenstelling
C
vachtkleur
D
seksuele voorkeuren

Slide 17 - Quizvraag

Individuen ondergaan evolutie

A
True
B
False

Slide 18 - Quizvraag

Een fenotype dat de overlevingskans van een organisme verbetert in een bepaalde omgeving noemen we een ...
A
selectie
B
adaptatie
C
soortvorming
D
uitsterving

Slide 19 - Quizvraag

Natuurlijke selectie wordt het beste omschreven als:
A
een verandering in een organisme als gevolg van een bepaalde noodzaak
B
een proces van een nagenoeg continue verbetering, leidend tot een perfect organisme
C
verschillen in overlevingskansen als gevolg van een verschil in genetische eigenschappen.
D
overerving van eigenschappen die gedurende het leven zijn verkregen.

Slide 20 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je kan de oorzaken van evolutie herkennen en beschrijven
  • Je kan de pijlers van het Darwinisme beschrijven 
  • Je kan een 'Darwinantwoord' op een juiste en volledige wijze formuleren 

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk
  • Op BVJ online maak je de volgende opgaven van basisstof 4: 39 t/m 47

Slide 22 - Tekstslide