De evolutietheorie

De evolutietheorie

Geeft uitleg over het ontstaan en ontwikkelen van de organismen op aarde. 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

De evolutietheorie

Geeft uitleg over het ontstaan en ontwikkelen van de organismen op aarde. 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Charles Darwin
Natural Selection (= Natuurlijke selectie)
Nakomelingen zijn allemaal een beetje anders (er is genetische variatie).
De natuurlijke omgeving maakt het voor sommige organismen van een soort gemakkelijker 
om te overleven en voort te planten. 
  • Struggle for life (= Strijd om het bestaan)
  • Survival of the fittest (= Overleving van de best aangepaste)

Slide 10 - Tekstslide

Hoe zat dat ook alweer? Veranderingen in genotypen = het ontstaan van genetische variatie
Nieuw genotypen ontstaan bij:
  • Geslachtelijke voortplanting
  • Mutaties

Nieuwe fenotypen komen tot stand door:
  • Het genotype
  • Invloeden uit het milieu

Slide 11 - Tekstslide

Natuurlijke selectie: Struggle for life
  • Snelle populatiegroei in combinatie met beperkte voorzieningen leidt tot een strijd om voorzieningen.
  • Tussen individuen in een populatie is er competitie voor voedsel, ruimte en voortplantingspartners 


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
Survival of the fittest
Fitness = Hoeveel nakomelingen een organisme krijgt in verhouding tot 
andere individuen.

  • Betere eigenschappen voor het milieu --> grotere overlevingskans

  • Gunstig genotype ---> Veel nakomelingen blijven in leven en planten
       zich voort.

Slide 15 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
Survival of the fittest
Soorten veranderen als door natuurlijke selectie organismen met een  nieuwe, afwijkende vorm blijven voortbestaan en organismen met de oorspronkelijke vorm uitsterven.

Slide 16 - Tekstslide

Het ontstaan van nieuwe soorten
1. Een groep raakt geïsoleerd (gescheiden van de rest van de soort).

2. Beide groepen ontwikkelen in verschillende milieus.

3. Na miljoenen jaren zijn er zo veel verschillen ontstaan dat organismen van de twee groepen na voortplanting geen vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen. Er zijn twee soorten ontstaan. 

Slide 17 - Tekstslide

Charles Darwin
Genetische variatie
Door mutaties ontstaat genetische variatie binnen de populatie. 

Struggle for life (= Strijd om het bestaan)
Elke generatie moet een strijd leveren om te kunnen overleven omdat de bronnen beperkt zijn, 
bijvoorbeeld voedsel.

Natural Selection (= Natuurlijke selectie)
Nakomelingen zijn allemaal een beetje anders (er is genetische variatie).
De natuurlijke omgeving maakt het voor sommige organismen van een soort gemakkelijker om te 
overleven en voort te planten. Sommige individuen zijn beter aangepast aan de omgeving.

Survival of the fittest (= Overleving van de best aangepaste)
Degene met de best aangepaste eigenschappen heeft de grootste kans om te overleven en zich voort te 
planten. 

Slide 18 - Tekstslide

Natuurlijke selectie goed beschrijven
1. Er is genetische variatie in de populatie veroorzaakt door mutaties
2. Er is te weinig draagkracht voor elk individu in de populatie (struggle for life)
3. Sommige individuen hebben een hogere overlevingskans door een voordeel/aanpassing (beschrijf het voordeel)
4. De beter aangepaste individuen zullen beter overleven en zich meer voortplanten (hogere fitheid)
5. De genen van de beter aangepaste individuen zullen dus vaker voorkomen in de populatie

Slide 19 - Tekstslide

Een 'Darwinvraag' beantwoorden
timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide

Stap 1
Benoem het uitgangspunt dat er in de muizenpopulatie sprake is van genetische variatie

Door mutaties is er variatie ontstaan in de vachtkleur van de muizen

Slide 21 - Tekstslide

Stap 2
Benoem: WIE hebben er WELK selectievoordeel? Dit haal je altijd uit de context van de vraag:

De muizen met een donkere vacht hebben een selectievoordeel omdat zij hierdoor minder gezien worden door hun predator.

Slide 22 - Tekstslide

Stap 3
Benoem dat individuen met selectievoordeel vaker ONDERLING voortplanten (hogere fitness)

De muizen met de donkere vacht zullen dus vaker overleven en als gevolg daarvan vaker onderling voortplanten.

Slide 23 - Tekstslide

Stap 4
Benoem de genfrequentieverschuiving die dit tot gevolg heeft

Het allel voor donkere vachtkleur zal vaker worden doorgegeven en daardoor zal het aantal donkere muizen in de volgende generaties toenemen. 

Slide 24 - Tekstslide

Het juiste antwoord op een 'Darwinvraag'. Deze vier elementen zitten ALTIJD in je antwoord!!!
Een 'Darwinantwoord' bestaat altijd uit de volgende elementen
  • Benoem letterlijk: "Er is sprake van genetische variatie in de populatie veroorzaakt door mutaties
  • Beschrijf op welke wijze de omgeving selectiedruk uitoefent op de populatie
  • Beschrijf welk selectievoordeel sommige individuen (dan) hebben
  • Benoem letterlijk: "Door onderlinge voorplanting wordt de gunstige eigenschap doorgegeven aan het nageslacht"

Gebruik nooit: "het organisme heeft zich aangepast" Dit is echt FOUT!
Sleutelwoorden in een Darwinantwoord: genetische variatie, selectiedruk, selectievoordeel, onderlinge voortplanting

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag

Maak van Basisstof 4 opdrachten 1-9 en begrippenlijst.
  

Slide 27 - Tekstslide

Waar ging Darwin naartoe op reis?
A
Zuid-Afrika
B
Zuid-Amerika
C
Zuid-Azie
D
Zuid-Europa

Slide 28 - Quizvraag

Hoe heette het schip waarmee Darwin over de wereldzeeën voer?
A
The Origin of Species
B
H.M.S. Beagle
C
The Galapagos
D
Lamarck

Slide 29 - Quizvraag

De eilanden groep waar Darwin zijn vinken aantrof heet
A
De Canarische eilanden
B
Hawaii
C
Galapagos eilanden
D
Papua Nieuw Guinea

Slide 30 - Quizvraag

Wat concludeerde Charles Darwin uit de snavels van de vinken op de Galapagoseilanden?
A
Dat er op elk eiland verschillende soorten leefden
B
Dat de galapagosvinken heel veel verschillend voedsel aten
C
Dat verschillend voedselaanbod op elk eiland leidde tot een andere vorm van de snavel
D
Dat er veel uitwisseling was van vogels tussen de eilanden

Slide 31 - Quizvraag

Darwin had het over 'natuurlijke selectie'
Wat is dat?
A
Dat de natuur de selectie maakt.
B
Dat de sterkste organismen overleven.
C
Dat de organismen die het best zijn aangepast, de meeste nakomelingen krijgen .
D
Dat selectie altijd natuurlijk verloopt.

Slide 32 - Quizvraag

Waar staat 'fitness' voor bij evolutie?
A
hoe goed je kan overleven
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent

Slide 33 - Quizvraag

Organismen behoren tot dezelfde soort ....
A
Als ze op elkaar lijken
B
Als ze zich onderling kunnen voortplanten
C
Als ze op elkaar lijken en zich onderling kunnen voortplanten
D
Als ze zich onderling kunnen voortplanten en vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.

Slide 34 - Quizvraag