Brandaan groep 6 thema 3 (per les 45 min.)

Brandaan thema 3 groep 6
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Brandaan thema 3 groep 6

Slide 1 - Tekstslide

les 1 
1815 Willem I Koning van Nederland, ook gebieden wat nu België, Luxemburg en de koloniën (veroverd gebied). Samen Koninkrijk der Nederlanden

Wilde Nederland een rijk land maken.
Kanalen, spoorwegen, wegen aanleggen. Moderne machines, meer grote bedrijven.


Slide 2 - Tekstslide

Windmolens/watermolens werden vervangen voor stoommachines. Uitgevonden in Engeland. Stoommachines werden in de fabrieken gebruikt.
Proces stoommachines. Overal staan, doen het altijd, gaan lang mee.

Slide 3 - Tekstslide

Wegen waren smal en hobbelig Willem I zorgde er voor dat ze breed en recht werden.
Willem I liet kanalen graven, kanalen zijn altijd zo recht mogelijk.
Belangrijkste kanalen liepen van zuiden naar noorden. Fabrieken in het zuiden en de havens in het noorden, daar werden de spullen verkocht.
Spoorlijnen werden er aangelegd. 1839 eerste stoomtrein tussen Amsterdam-Haarlem.

Slide 4 - Tekstslide

Leven veranderde snel. Er kwam industrie. Fabrieken maakten de spullen veel sneller.
Werken in de fabriek was niet zonder gevaar. Volwassenen en kinderen werkten lange dagen (16 uur per dag)
De fabrieken stonden in het zuiden de producten werden verkocht in het noorden. (havens). Het zuiden vond dat Willem I het noorden voor trok.
In 1839 viel het Koninkrijk der Nederlanden uit elkaar. België werd eigen baas en hoorde niet meer bij Nederland.

Slide 5 - Tekstslide

In welk jaar werd Willem I koning van Koninkrijk der Nederlanden
A
1830
B
1835
C
1815
D
1810

Slide 6 - Quizvraag

Welke landen hoorden naast Nederland bij het Koninkrijk der Nederlanden
A
België & Luxemburg
B
België & Denemarken
C
Luxemburg & Frankrijk
D
België & Frankrijk

Slide 7 - Quizvraag

Vul aan. Een Nederlandse kolonie is een gebied

Slide 8 - Open vraag

Willem I wilden meer rijkdom voor zijn land. Welke uitvinding zorgde hiervoor?
Tekst
A
fabrieken
B
internet
C
bier
D
stoommachine

Slide 9 - Quizvraag

Waarom gebruikten de mensen liever stoommachines dan wind- en watermolens? Noem drie redenen.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Les 2
België viel weg, Nederland had geen fabrieken en moest opnieuw beginnen. Eerst in het oosten later in de rest van Nederland.
Boeren waren in die tijd erg arm en waren opzoek naar extra werk. Met name in de winter. Zo ontstond er huisnijverheid. Iedere boeren familie had zijn eigen taak.
 Familie 1 kreeg ruwe katoen of schapen wol, zij maakten er garen van. 
Familie 2 maakten van de garen stoffen. 
Familie 3 verfden de stoffen. 
En de handelaar verkocht  zijn producten voor veel geld. Waar overigens de boeren een schrijntje  (een kleine bijdrage) van ontvingen.

Slide 12 - Tekstslide

Hier zie je de kaart van Nederland het geel/rode vlak is de provincie Overijssel. Het rode gebied geeft Twente aan.

Slide 13 - Tekstslide

In Twente werd veel textiel gemaakt. Dus de keuze om daar fabrieken neer te zetten was snel gemaakt.
Twente veranderd er komen wegen, kanalen en spoorlijnen. De mensen vertrokken van platteland naar de stad.
De boeren in Twente werkten niet meer op het land maar gingen in de nieuwe fabrieken werken. Daar maakten ze lange dagen. 

Slide 14 - Tekstslide

Met de industrie gaat het goed in Twente. Ook in andere delen van Nederland wilden ze industrie.
In het westen kwamen metaalfabrieken. In Zuid-Limburg begon steenkoolindustrie en in Maastricht aarde en glaswerk. In Noord-Brabant textiel, schoenen, meubels en sigaren.  In Gelderland bestek voor in de keuken. Het gaat dus goed in Nederland, maar niet iedereen wordt rijker. De boeren en de arbeiders bleven arm.
Door industrie gingen Nederland er anders uitzien. Door ijzer kwamen er; bruggen, hijskranen en schepen. Huizen werden hoger.

Slide 15 - Tekstslide

Het gaat goed met Nederland. De handelaren willen meer spullen verkopen. Om spullen te maken heb je grondstoffen nodig. Deze grondstoffen komen van de kolonies overzee. (Kolonies zijn gebieden die Nederland overzee had veroverd. Daar waren de grondstoffen heel goedkoop. 
Suriname
Katoen en stroop van rietsuiker

Curaçao
Stroop van rietsuiker

Oost-Indië
Plantages voor specerijen
Plantages voor indigo (blauwe kleurstof)
Plantages voor rubber

Slide 16 - Tekstslide

Textiel maak je van wol of katoen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Boeren en handelaren werkten samen.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 18 - Quizvraag

Waarom kwam in Twente de eerste Nederlandse industrie?

A
Twente is dichtbij de Duitse grens, makkelijk om zo de handel te verkopen aan Duitsland.
B
Boeren konden daar vandaan gemakkelijk naar de havens.
C
Boeren deden in Twente al aan huisnijverheid in textiel, dus was het logisch dat daar de industrie kwam.
D
De boeren hebben dit bij Willem I aangevraagd. En heeft zich laten overhalen.

Slide 19 - Quizvraag

De steenkoolindustrie vindt plaats in
A
Noord-Brabant natuurlijk
B
het westen van Nederland.
C
het oosten van Nederland
D
Zuid - Limburg

Slide 20 - Quizvraag

Welke grondstof kwam uit twee verschillende koloniën?
A
indigo, een blauwe kleurstof
B
stroop van rietsuiker
C
katoenen bolletjes
D
verschillende specerijen

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

les 3
Rond 1800 komt er een verandering steeds meer mensen vinden dat kinderen moeten kunnen spelen en leren.
Iedereen, oude mensen en kinderen, werkten l2 tot 16 uur op een dag. Arbeiders kregen niet veel betaald en kinderen al helemaal niet veel.
Als kinderen werken werken noem je dit Kinderarbeid.

Alleen rijke kinderen gaan naar school.

Slide 24 - Tekstslide

1874 Kamerlid van Houten
In 1874 bedacht kamerlid van Houten een wet: "Het kinderwetje van Van Houten".
Eerste wet in Nederland die zorgde voor een beter leven.
Kinderen tot 12 jaar mochten niet in een fabriek werken.

Er veranderde niet veel, ondanks deze wet. Fabrieken werden niet gecontroleerd hierop. Ook op de boerderijen en thuis ging de kinderarbeid  'gewoon' door.

Slide 25 - Tekstslide

De regering bedenkt nog een wet, die het leven van arbeiders en kinderen moest verbeteren. 
Nadat de overheid controleurs naar de fabrieken stuurt. Houd je je niet aan de wet, dan kreeg je een geld straf.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

1900 leerplichtwet voor  kinderen tussen 7 - 12 jaar. Deze bestaat nog steeds. 
Deze leerplichtwet was fijn voor de kinderen, ze leerden rekenen, lezen en schrijven.
Maar had ook een keerzijde het kostte veel geld. Het schoolgeld wat ouders ontvingen was niet genoeg. 
Veel families werden hierdoor nog armer...

Slide 28 - Tekstslide

Waarom werkten kinderen in het begin van de 19e eeuw?
A
omdat ze het heel leuk en gezellig vonden.
B
omdat het moest van de fabrieksbazen.
C
zodat er voldoende geld was om van te leven.
D
zodat Willem I een beloning kon geven aan de kinderen.

Slide 29 - Quizvraag

Wat stond er in het kinderwetje van Van Houten?
A
Kinderen mogen alleen in een fabriek werken als ze 12 jaar of ouder zijn.
B
Kinderen mogen voordat ze 12 zijn geen gevaarlijk werk doen.
C
Kinderen die niet willen werken, moeten naar school totdat ze 12 jaar zijn.
D
Kinderen vanaf 12 jaar hebben dezelfde rechten als volwassenen.

Slide 30 - Quizvraag

Wat controleerden de mensen van de regering in fabrieken? Ze controleerden....
A
of iedereen hard genoeg werkten
B
of het werk voor kinderen onder de 12 jaar wel veilig genoeg was.
C
of de bazen zich hielden aan de nieuwe regels.
D
of het werk tussen volwassen en kinderen eerlijk verdeeld was.

Slide 31 - Quizvraag

Wat was voor veel families een nadeel van de leerplichtwet?
A
Er waren geen nadelen, arme families war er juist heel blij mee.
B
Leren kostten veel geld. Als je naar school ging kon je geen geld verdienen voor de familie.
C
Leren kostten veel geld, maar met het scholgeld dat de familie kreeg, konden ze er goed van leven.
D
De schooltijden en de extreem grote klassen. En de verplichte schoolkleding, dat kostte veel geld.

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Video

les 4

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

De Arend eerste stoomtrein van Nederland reed van Amsterdam naar Haarlem. Was een goederentrein. (sinds 1839)

Slide 36 - Tekstslide

Boek van Multatuli
Bijnaam van Edward Douwes Dekker
Max Havelaar hoofdpersoon in het boek van Multatuli.
"Hoe kunt u rustig slapen terwijl ver weg dertig miljoen van uw onderdanen zo moeten lijden?"


Fairtrade

Slide 37 - Tekstslide

Waar komen de volgende grondstoffen vandaan?
A
Rubber komt uit Suriname Katoen uit Oost - Indië Stroop uit Curaçao
B
Stroop komt uit Suriname Katoen uit Oost - Indië Rubber uit Curaçao
C
Katoen komt uit Suriname Rubber uit Oost - Indië Stroop uit Curaçao
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Video

Wat vroeg Edward Douwes Dekker (Multatuli) aan het eind van zijn boek
Max Havelaar?

Slide 40 - Open vraag