Schrijven H42V3

Vorige les
Lezen
- Functies van tekstgedeelten
- Tekststructuren

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vorige les
Lezen
- Functies van tekstgedeelten
- Tekststructuren

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
1. Ik heb het huiswerk besproken.
2. Ik heb een begin gemaakt met de schrijfopdracht.
3. Ik weet dat ik donderdag een boek 3 moet hebben. 

Slide 2 - Tekstslide

Betoog

Slide 3 - Woordweb

Beschouwing

Slide 4 - Woordweb

BETOGENDE TEKST
  •  Een betogende tekst heeft als tekstdoel overtuigen.
  •  Een betoog heeft vaak een bewering-en-argumentstructuur of een voordelen-en-nadelenstructuur.
  •  In een betoog brengt de schrijver (of spreker) nadrukkelijk zijn mening naar voren, met argumenten en een conclusie.

Slide 5 - Tekstslide

Het AUB- model
Argument
Uitleg
Bijvoorbeeld

Slide 6 - Tekstslide

Als eerste wil ik het hebben over de toekomst, omdat de telefoontjes daar een grote rol in spelen. Het is dus handig als de jeugd er nu al mee omgaat en er later dus goed mee om kan gaan. Zo moeten de leerlingen via de telefoon kijken waar ze les hebben of wat ze aan huiswerk moeten maken. Stel je voor dat een leerling via zijn schoolapp ziet dat hij morgen een toets heeft. Hij gaat dan voor de toets leren, omdat het best pittige stof is. Na een tijdje ziet hij op zijn schoolapp dat zijn les morgen niet doorgaat en zijn toets verplaatst wordt. Hij heeft dus langer de tijd om te leren en hoeft dus niet de rest van de avond te gaan leren, wat hij wel had gemoeten als hij de schoolapp niet had. 

Als eerste wil ik het hebben over de toekomst, omdat de telefoontjes daar een grote rol in spelen. Het is dus handig als de jeugd er nu al mee omgaat en er later dus goed mee om kan gaan. Zo moeten de leerlingen via de telefoon kijken waar ze les hebben of wat ze aan huiswerk moeten maken. Stel je voor dat een leerling via zijn schoolapp ziet dat hij morgen een toets heeft. Hij gaat dan voor de toets leren, omdat het best pittige stof is. Na een tijdje ziet hij op zijn schoolapp dat zijn les morgen niet doorgaat en zijn toets verplaatst wordt. Hij heeft dus langer de tijd om te leren en hoeft dus niet de rest van de avond te gaan leren, wat hij wel had gemoeten als hij de schoolapp niet had. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Welk argument is beter?
A
Het eerste argument
B
Het tweede argument

Slide 9 - Quizvraag

Waarom?

Slide 10 - Open vraag

Soorten argumentatie

Slide 11 - Tekstslide

argumentatie
Enkelvoudige argumentatie = 1 argument
Meervoudige argumentatie = meerdere argumenten:
nevenschikkend (A1 + B1/C1) onderschikkend (A1 + A2) of 
onder- en nevenschikkend (hele blokjesschema)

Standpunt (mening)
argument A2
argument A1
argument B1
argument C1

Slide 12 - Tekstslide

Nevenschikkend

Slide 13 - Tekstslide

Onderschikkend

Slide 14 - Tekstslide


A
Nevenschikkend
B
Onderschikkend

Slide 15 - Quizvraag


A
onderschikkend
B
nevenschikkend

Slide 16 - Quizvraag

https://www.cambiumned.nl/theorie/argumenteren/argumentatiestructuren/

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
Maken schrijven (H5!!!)
Opdracht 1

Slide 18 - Tekstslide

Deadline boekopdracht
- Donderdag 11 februari: inleveren titel
- Maandag 8 maart: inleveren boekopdracht 3

Slide 19 - Tekstslide

Doelen
1. Ik heb het huiswerk besproken.
2. Ik heb een begin gemaakt met de schrijfopdracht.
3. Ik weet dat ik donderdag een boek 3 moet hebben. 

Slide 20 - Tekstslide

Nederlands Week 6 
Les 2
Schrijfplan betoog

Slide 21 - Tekstslide

AUB-model

Slide 22 - Woordweb

Vorige les
- Argumentatie (onderschikkend en nevenschikkend)
- AUB-model
- Boek 3

Slide 23 - Tekstslide

Doelen
1. Ik begrijp het verschil tussen nevenschikkende en onderschikkende argumenten. 
2. Ik heb opdracht 1 besproken van schrijven hoofdstuk 5. 
3. Ik ken een aantal soorten argumenten. 
4. Ik heb ingevuld welk boek ik ga lezen. 

Slide 24 - Tekstslide

Nevenschikkend (onafhankelijk)
Standpunt
Argument
Argument
Argument
en
en
want

Slide 25 - Tekstslide

Onderschikkend
Standpunt
Argument
Ondersteunend argument
want

Slide 26 - Tekstslide


A
Nevenschikkend
B
Onderschikkend

Slide 27 - Quizvraag


A
Nevenschikkend
B
Onderschikkend

Slide 28 - Quizvraag

Huiswerk
Opdracht 1

Slide 29 - Tekstslide

Mening poetspapiertjes

Slide 30 - Woordweb

Slide 31 - Tekstslide

Argument 1A
Argument 1B

Slide 32 - Open vraag

Soorten argumenten

Slide 33 - Tekstslide

Wat is een objectief argument?

Slide 34 - Open vraag

Soorten argumenten
Objectief (feitelijk argument): gebaseerd op controleerbare feiten
Subjectief (waarderend argument): gebaseerd op geloof, gevoel of vermoedens

Slide 35 - Tekstslide

Het gratis downloaden van muziek via internet moet strafbaar blijven.
De makers van de muziek lopen nu miljoenen euro’s mis aan auteursrechten
A
Objectief argument
B
Subjectief argument

Slide 36 - Quizvraag

Het gratis downloaden van muziek via internet moet strafbaar blijven.
Niet iedereen hoeft alle muziek te kunnen beluisteren.
A
Objectief argument
B
Subjectief argument

Slide 37 - Quizvraag

De smartphone is onmisbaar.
Heel veel jongeren voel en zich ongelukkig zonder smartphone.
A
Objectief argument
B
Subjectief argument

Slide 38 - Quizvraag

De smartphone is onmisbaar.
Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
Objectief argument
B
Subjectief argument

Slide 39 - Quizvraag

Huiswerk
Schrijven (hoofdstuk 5!!)
(Opdracht 3)
Schrijfplan inleveren Magister

Slide 40 - Tekstslide

Doelen
1. Ik begrijp het verschil tussen nevenschikkende en onderschikkende argumenten. 
2. Ik heb opdracht 1 besproken van schrijven hoofdstuk 5. 
3. Ik ken een aantal soorten argumenten. 
4. Ik heb ingevuld welk boek ik ga lezen. 

Slide 41 - Tekstslide

Boek 3
https://forms.office.com/Pages/ResponsePage.aspx?id=dfhLkAqv2kOb81_K35a200qcZp1Gb4dCjOgIEEL6bEhURERBMUI3V1k5Q1RFVjdQNjJIQ0pXUzRFQy4u

Slide 42 - Tekstslide