Signaalwoorden
a. Schrijf een signaalwoord met regenummer op dat een voorbeeld aangeeft. Zo (alinea 3, regel 20)
b. Schrijf twee keer een signaalwoord met regelnummer op dat een conclusie aangeeft. Dus (alinea 4, regel 28; alinea 5, regel 35; alinea 6, regel 42)