Blok 3 Over taal

Blok 3 Over taal
  • Pak je spullen.
  • Telefoon in telefoontas.
  • Log in bij Lesson up
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Blok 3 Over taal
  • Pak je spullen.
  • Telefoon in telefoontas.
  • Log in bij Lesson up

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
Wie is de hoofdpersoon in het verhaal?

Slide 3 - Open vraag

Wat is het wwg?
Wanneer reken jij de inkopen af?

Slide 4 - Open vraag

wwg?
Wat zit jij de hele dag te mokken!

Slide 5 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Waar heb je je telefoon gelaten?

Slide 6 - Open vraag

Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?

Slide 7 - Open vraag

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 8 - Open vraag

Lijdend voorwerp?
Hebben jullie mijn tante gebeld?
A
hebben
B
jullie
C
mijn tante
D
hebben gebeld

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord?
verbijsteren

Slide 10 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
reizen

Slide 11 - Open vraag

Meervoud van
alinea

Slide 12 - Open vraag

Meervoud van
fee

Slide 13 - Open vraag

Meervoud van
haas

Slide 14 - Open vraag

Een muggenbeet kan ziektes veroorzaken.
Wat is de oorzaak?
A
Een muggenbeet
B
ziektes

Slide 15 - Quizvraag

Wat is jullie argument om niet naar school te komen?
Argument?
A
maatregel
B
resultaat
C
behoefte
D
reden

Slide 16 - Quizvraag

Er is een verband tussen je cijfers en je gedrag.
Verband?
A
oorzaak
B
relatie
C
symbool
D
resultaat

Slide 17 - Quizvraag

Ik heb behoefte aan uitleg.
A
wil graag
B
bereid om
C
wil geen
D
veroorzaak

Slide 18 - Quizvraag

Je mag uiteraard uitdelen op je verjaardag.
uiteraard
A
zeker niet
B
alleen maar
C
natuurlijk
D
alleen buiten

Slide 19 - Quizvraag

Je kan je tas bij de conciërge in bewaring geven.
In bewaring geven?
A
afgeven
B
weggeven
C
weggooien

Slide 20 - Quizvraag

Voorvoegsels 
Een voorvoegsel kan je voor een woord zetten. De betekenis verandert dan.
Voorbeeld: 
mogelijk - onmogelijk 
(on = niet)
lezen - herlezen ) her = nog een keer)
lukken - mislukken
 (mis = slecht/verkeerd)

Slide 21 - Tekstslide

Achtervoegsels
Een achtervoegsel kan je achter een woord zetten. De betekenis verandert dan.
Voorbeeld: drinkbaar = je kunt het drinken
respectloos = zonder respect
verwachtingsvol = met veel verwachting

Slide 22 - Tekstslide

Wat betekent zoutloos?

Slide 23 - Open vraag

Respectloos?

Slide 24 - Open vraag

liefdevol

Slide 25 - Open vraag

breekbaar?

Slide 26 - Open vraag

Onaardig?

Slide 27 - Open vraag

Nu zelf aan de slag!
Maak opdracht 8 t/m 10
Klaar?
Oefen online grammatica, spelling en over taal blok 3
of 
Lees uit je boek.

Slide 28 - Tekstslide