Over Taal blok 3 les 3

Blok 3 Over Taal
Lesdoelen:
Je weet diverse schooltaalwoorden betekenen.
 Je weet wat voorvoegsels en achtervoegsels zijn.


1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Blok 3 Over Taal
Lesdoelen:
Je weet diverse schooltaalwoorden betekenen.
 Je weet wat voorvoegsels en achtervoegsels zijn.


Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1. Samen lezen (10 min)
  2. Dictee en uitleg (20 min)
  3. Zelfstandig werken (10 min)

Slide 2 - Tekstslide

Samen lezen 
vanaf pagina 26.
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Schooltaalwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide


Wat betekent 'uiteraard'.
A
de ontsnapping
B
natuurlijk

Slide 6 - Quizvraag


Wat betekent 'achtergrond'.
A
milieu
B
omgeving

Slide 7 - Quizvraag


Wat betekent 'gezamenlijk'.
A
met z'n allen
B
in je eentje

Slide 8 - Quizvraag


Wat betekent 'een vergoeding.'
A
geld
B
fooi

Slide 9 - Quizvraag


Wat betekent 'eigenlijk'.
A
in feite
B
enige

Slide 10 - Quizvraag


Wat betekent 'grotendeels.'
A
ongeveer
B
voor het grootste deel

Slide 11 - Quizvraag


Wat betekent 'effect'.
A
oorzaak
B
resultaat

Slide 12 - Quizvraag


Wat betekent 'in bewaring geven.'

A
voor een poosje afgeven
B
het aanbod

Slide 13 - Quizvraag


Wat betekent 'een poosje'.
A
een tijdje
B
de toekomst

Slide 14 - Quizvraag


Wat betekent 'het symbool'.
A
een teken dat iets uitbeeldt
B
een hartje

Slide 15 - Quizvraag


Wat betekent 'de positie'.
A
de houding
B
de uitleg

Slide 16 - Quizvraag


Wat betekent 'absoluut'.
A
twijfelachtig
B
heel zeker

Slide 17 - Quizvraag


Wat betekent het werkwoord 'bepalen'.
A
veroorzaken
B
beslissen

Slide 18 - Quizvraag


Wat betekent 'overzicht hebben'.
A
duidelijk beeld hebben
B
lege bladzijde

Slide 19 - Quizvraag


Wat betekent 'op peil blijven'.
A
op een goed niveau houden
B
voldoende

Slide 20 - Quizvraag

Zelf aan de slag

Basis: Blok 3 Over Taal maak opdracht 3.9 en 3.10 
Kader: Blok 3 Over Taal maak opdracht 3.10 en van opdracht 3.11





Slide 21 - Tekstslide

voorvoegsel betekenis voorbeeld

1. mis = slecht/verkeerd
2. on =  niet
3. her =  nog een keer
4. wan = geen/slecht



























Slide 22 - Tekstslide

achtervoegsel betekenis voorbeeld

5. -baar = kan/je kunt het
6. -loos = zonder
7. -vol = met veel
8. -rijk = met veel
9. -arm = met weinig

Slide 23 - Tekstslide

Blok 3 Over Taal
Lesdoelen:
Je weet wat voorvoegsels en achtervoegsels zijn.
Je kunt aangeven waar verwijswoorden naar verwijzen.

Slide 24 - Tekstslide

Verwijswoorden

Slide 25 - Tekstslide

Wat zijn verwijswoorden?

Slide 26 - Open vraag

Wat zijn verwijswoorden?
Verwijswoorden wijzen naar:
- een woord;
- een groep woorden;
- een zin.
Tijdens het lezen moet je altijd kijken waar een verwijswoord naar verwijst. Dat is nodig om de tekst goed te begrijpen.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Wat verwijst waarnaar?
De school heeft in januari een open dag. Dan komen daar veel jongens en meisjes kijken. Zij moeten nog een schoolkeuze maken. Hun ouders komen ook mee, omdat het een belangrijke keuze is en die is niet zomaar gemaakt.

Slide 29 - Tekstslide

Lesdoelen
Je weet wat voorvoegsels en achtervoegsels zijn.
Je kunt aangeven waar verwijswoorden naar verwijzen.

Slide 30 - Tekstslide

Wat is een voorvoegsel?

Slide 31 - Open vraag

Wat is een achtervoegsel?

Slide 32 - Open vraag

Wat is een verwijswoord?

Slide 33 - Open vraag