Meestal gebruik je een aanwijzend voornaamwoord (av)
bijvoeglijk. Het staat dan vóór een zelfstandig naamwoord (zn)
voor een het-woord: dit, dat
voor een de-woord: deze, die
(dit proefwerk, dat opstel, die hoek, deze vrouw)
Ook aanwijzend: zulke, dergelijke, zo'n