wk 49: les 1 + 2 - Standpunt en argument (bij par. 13)

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Dinsdag 5 december - 1HA

6e uur

• 10 minuten stillezen
• Terugblik: overtuigen en beschouwen (blz. 14) Hw-opdrachten bespreken
• Standpunt en argument
• Aan de slag!

7e uur

• 10 minuten stillezen
• Lezen tekst ‘Straf’ (blz. 16)
• Aan de slag!

Vorige les heb je geleerd...

...wat overtuigen en beschouwen is.

Deze les ga je...

...verder oefenen met de tekstdoelen overtuigen en beschouwen.

Tekstdoel	Tekstsoort
informeren	uiteenzetting
beschouwen	beschouwing
overtuigen	betoog
activeren	bijv. reclametekst, folder, poster
amuseren	bijv. gedicht, strip, jeugdboek

Stelling, mening en argumenten

Stelling Een uitspraak waar je het mee eens of oneens kan zijn.

Het CLZ is een fijne school.

Mening Wat je ergens van vindt. Een ander kan het hier (on)eens mee zijn.

Ik vind het CLZ een fijne school.

Argumenten Met argumenten leg je uit waarom je iets vindt.

Op het CLZ luisteren de docenten goed naar de leerlingen.  

Signaalwoorden

Signaalwoorden

Argumenten kun je vaak herkennen aan signaalwoorden.

Ik vind het CLZ een fijne school, omdat de docenten op het CLZ goed naar de leerlingen luisteren.  

Ik vind het CLZ een fijne school, want de docenten op het CLZ luisteren goed naar de leerlingen.  

Dilemma op dinsdag

JE MOET 1 UUR LINEDANCEN VOORDAT JE MAG ETEN.

JE MOET EEN MAAND LANG VERKLEED ALS PAARD UNDERCOVER OP EEN MANEGE DOORBRENGEN.

Aan de slag!

• Maak opdr. 3, 4 (blz. 15)
• Maak de vragen op de volgende slides
• Klaar? Oefenen in Drillster (H 32, 2, 3, 4)

Benoem de stelling en het argument.

1. Oude mensen zouden elk jaar opnieuw rijexamen moeten doen. Mijn opa is bijvoorbeeld een gevaar op de weg.

Benoem de stelling en het argument.

2. Je kunt beter niet naar houseparty’s gaan, want housemuziek is slecht voor je gehoor.

Benoem de stelling en het argument.

3. Volgens mij moet je die webcam niet kopen. In een test van de consumentenbond werd hij heel slecht beoordeeld.

Benoem de stelling en het argument.

4. Ik ben in de pauze van de film weggegaan. Ik vond er helemaal niets aan.

Benoem de stelling en het argument.

5. Door de drukte kunnen we bijna niet oversteken. In het centrum zouden auto’s verboden moeten worden.

Benoem de stelling en het argument.

6. Windenergie is niet meer nodig, omdat er andere alternatieven zijn.

Benoem de stelling en het argument.
7. Reclamespotjes voor leningen moeten verboden worden, want jongeren lenen veel te gemakkelijk geld voor luxeartikelen.

Benoem de stelling en het argument.

8. Dierentuinen moeten verboden worden, want het is zielig voor de dieren.

Benoem de stelling en het argument.

9. Cosmetische chirurgie moet verboden worden, omdat het duur is en de patiënt onnodig risico loopt.

Benoem de stelling en het argument.

10. Huiswerk moet in de les gemaakt worden, want thuis hebben scholieren andere bezigheden.

Einde van deze les

Aan de slag!

• 'Straf' (blz. 16)
• Maak opdr. 6 + 7

Klaar? Maak je eigen Dilemma op Dinsdag