Les 2.2 herhaling dativus / persoonlijk voornaamwoord

Voorbeeld
Ik schrijf jou een brief
Geef een snoepje aan mij.
Ik zeg tegen hem de waarheid.
Ik open de deur voor moeder.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voorbeeld
Ik schrijf jou een brief
Geef een snoepje aan mij.
Ik zeg tegen hem de waarheid.
Ik open de deur voor moeder.

Slide 1 - Tekstslide

Voorbeeld
Iulius Marco malum dat.
Julius geeft Marcus een appel.

Slide 2 - Tekstslide

Envelvoud

1 femin-ae (let op dubbelvorm)
2 serv-o
3 reg-i

Onzijdige woorden gaan in de dativus niet anders dan andere woorden van dezelfde groep.
Meervoud

1 femin-is
2 serv-is
3 reg-ibus

Zie overzicht SPQR hulpboek blz. 127 of stencils

Slide 3 - Tekstslide

Sommige uitgangen komen vaker voor
Dan moet je kiezen welke uitgang het beste past.
  • Wat past grammaticaal?
  • Welke vertaling levert een betekenisvolle zin op?


Slide 4 - Tekstslide

Donum feminae dant.
Twee mogelijkheden
De vrouwen geven een geschenk. (feminae - nom. mv.)
Ze geven een geschenk aan de vrouw. (feminae - dat. ev.)

Slide 5 - Tekstslide

Servi regi mandata dant.
De slaven geven de koning opdrachten.
Let op -i bij welke verbuigingsgroep een woord hoort.
(servus --> groep 2 --> nom. mv.)
(rex, reges --> groep 3 --> dat. ev.)


Slide 6 - Tekstslide

favere + dat
Sommige werkwoorden hebben in het Latijn een dativus waar je vanuit het Nederlands een accusativus zou verwachten (als in lijdend voorwerp)

Dei pueris favent --> De goden steunen de jongens.

In de woordenlijst staat er dan "+ dat"

Slide 7 - Tekstslide

Welke naamval staat "servo"
A
nominativus enkelvoud
B
genitivus enkelvoud
C
dativus enkelvoud
D
accusativus enkelvoud

Slide 8 - Quizvraag

Welke naamval staat "lupae"?
A
nominativus meervoud
B
accusativus enkelvoud
C
dativus enkelvoud
D
dativus meervoud

Slide 9 - Quizvraag

pueros
A
nominatvus enkelvoud
B
nominativus meervoud
C
accusativus enkelvoud
D
accusativus meervoud

Slide 10 - Quizvraag

regibus
A
nominativus enkelvoud
B
nominativus meervoud
C
dativus enkelvoud
D
dativus meervoud

Slide 11 - Quizvraag

regi
A
dativus enkelvoud
B
accusativus meervoud
C
nominativus meervoud
D
nominativus enkelvoud.

Slide 12 - Quizvraag

servi
A
nominativus enkelvoud
B
nominativus meervoud
C
dativus enkelvoud
D
dativus meervoud

Slide 13 - Quizvraag

mandata
A
nominativus meervoud
B
accusativus meervoud
C
nominativus enkelvoud
D
accusativus enkelvoud

Slide 14 - Quizvraag

reges
A
nominativus enkelvoud
B
nominativus meervoud
C
accusativus enkelvoud
D
accusativus meervoud

Slide 15 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoorden
Nederlands:
hij, zij, wij, ons, jullie

Latijn:
eos, nobis, tu, vos

Slide 16 - Tekstslide

persoonvorm
eerste persoon
vertaling
nom
ego
ik
dat
mihi
(aan/voor) mij
acc
me
mij

Slide 17 - Tekstslide

persoonvorm
eerste persoon
vertaling
nom
tu
jij
dat
tibi
(aan/voor) jou
acc
te
jou

Slide 18 - Tekstslide

persoonvorm
1e p. meervoud
vertaling
nom
nos
wij
dat
nobis
(aan/voor) ons
acc
nos
ons

Slide 19 - Tekstslide

persoonvorm
1e p. meervoud
vertaling
nom
vos
jullie
dat
vobis
(aan/voor) julie
acc
vos
jullie

Slide 20 - Tekstslide

3e 
enkelvoud
(hij / zij / hem haar)
mannelijk
vrouwelijk
nom
is (hij)
ea (zij)
dat
ei (aan hem)
ei (aan haar)
acc
eum (hem)
eam (haar

Slide 21 - Tekstslide

3e meervoud
meervoud
(zij / hen)
mannelijk
vrouwelijk
nom
ei (zij)
eae (zij)
dat
eis (aan hen)
ei (aan hen)
acc
eos (hen)
eas (hen)

Slide 22 - Tekstslide

  • Persoonlijk voornaamwoorden in de nominativus komen alleen voor bij nadruk.
  • Ego maneo, tu fugis. - Ik blijf, jij vlucht.
  • De uitgangen zijn een mengeling van groep 1,2,3 daaraan kun je ze proberen te herleiden.

Slide 23 - Tekstslide

Dei pueris favent.

Slide 24 - Open vraag

Servi feminae aquam dant.

Slide 25 - Open vraag

Femina filio nomen dat.

Slide 26 - Open vraag

Rex vobis mandatum dat.

Slide 27 - Open vraag

Servus regi aquam portat.

Slide 28 - Open vraag

Wat moet je leren?
Basiswoorden H1 + H2
Grammatica 2.1 + 2.2 (eerder behandelde grammitica komt wel terug in zinnen en teksten)
Cultuur 22 t/m 24 (het geboorteverhaal van Romulus en Remus
Tekst 25 voorbereiden

Slide 29 - Tekstslide