(Schwache) Verben in Präsens, Präteritum und Perfekt
Werkwoorden vervoegen
Präsens (tt)
De meeste Duitse ww kun je volgens de Feesttenten, Friettenten
Feesteten eten regels vervoegen. Wat dit precies inhoudt kom je bij de volgende dia's achter.
Schrijf de uitleg (witte dia's) in je schrift!
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4
In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Werkwoorden vervoegen
Präsens (tt)
De meeste Duitse ww kun je volgens de Feesttenten, Friettenten
Feesteten eten regels vervoegen. Wat dit precies inhoudt kom je bij de volgende dia's achter.
Schrijf de uitleg (witte dia's) in je schrift!
Slide 1 - Tekstslide
Stam maken
Algemeen:
Om ww te kunnen vervoegen moet je eerste een stam maken.
Stam maken: ww - (e)n
Meestal haal je en eraf, soms heb je een ww met alleen een n zoals bijvoorbeeld rodeln, dan haal je er alleen een n af.
Slide 2 - Tekstslide
Stam maken
Maak van de volgende ww een stam:
- machen
- heißen
- tanzen
- schwimmen
- tun
Slide 3 - Tekstslide
De vervoeging
(feesttenten)
ich stam + e
du stam + st
er/sie/es stam + t
wir stam + en (hele ww)
ihr stam + t
sie/Sie stam + en (hele ww)
Waarom nu feesttenten? Als je alle uitgangen achter elkaar plakt en je zet er Fe voor staat er: feesttenten!
Slide 4 - Tekstslide
De vervoeging
(feesttenten)
Vervoeg maar eens het ww machen.
Slide 5 - Tekstslide
De vervoeging
(feesttenten)
Antwoord
stam = mach
ich mache
du machst
er/sie/es macht
wir machen
ihr macht
sie/Sie machen
Had je het goed?
Slide 6 - Tekstslide
De vervoeging
(feesttenten)
ich stam + e
du stam + st
er/sie/es stam + t
wir stam + en (hele ww)
ihr stam + t
sie/Sie stam + en (hele ww)
Waarom nu feesttenten? Als je alle uitgangen achter elkaar plakt en je zet er Fe voor staat er: feesttenten!
Slide 7 - Tekstslide
De vervoeging
(friettenten)
Friettenten
(stam eindigt op een s-klank s, x, z, ß)
ich stam + e
du stam + t
er/sie/es stam + t
wir stam + en (hele ww)
ihr stam + t
sie/Sie stam + en (hele ww)
Slide 8 - Tekstslide
De vervoeging
(friettenten)
Vervoeg maar eens het ww heißen.
Slide 9 - Tekstslide
De vervoeging
(friettenten)
stam = heiß
ich heiße
du heißt
er/sie/es heißt
wir heißen
ihr heißt
sie/Sie heißen
Had je het goed?
Slide 10 - Tekstslide
Stam op d/t (of m/n)
(schrijf op)
Eindigt een stam op d of t, dan pas je altijd de feesteten eten regel toe. Eindigt de stam op een m of n dan gebruik je deze regel alleen in het geval dat je het niet uit kunt spreken.
Slide 11 - Tekstslide
Stam op d/t (of m/n)
(schrijf op)
Eindigt een stam op d of t, dan beginnen alle uitgangen met een e. Dit betekent dat er een extra e tussen de stam en de uitgang komt bij du, er/sie/es/man en bij ihr.
Slide 12 - Tekstslide
De vervoeging
(feesteten eten)
ich stam + e
du stam + est
er/sie/es/man stam + et
wir stam + en (hele ww)
ihr stam + et
sie/Sie stam + en (hele ww)
Waarom nu feesteten eten? Als je alle uitgangen achter elkaar plakt en je zet er F voor staat er: feesteten eten!
Slide 13 - Tekstslide
Het verschil in uitgangen
fe
fri
f
ich
e
e
e
du
st
t
est
er/sie/
es
t
t
et
wir
en
en
en
ihr
t
t
et
sie/Sie
en
en
en
Slide 14 - Tekstslide
machen du.....
A
mache
B
macht
C
machst
D
machen
Slide 15 - Quizvraag
tragen ich.....
A
trage
B
tragt
C
tragst
D
tragen
Slide 16 - Quizvraag
tanzen sie (enk)....
A
tanzt
B
tanze
C
tanzen
D
tanzst
Slide 17 - Quizvraag
heiraten sie (enk)....
A
heiratt
B
heiratet
C
heiratest
D
heirate
Slide 18 - Quizvraag
tun er....
A
tue
B
tust
C
tun
D
tut
Slide 19 - Quizvraag
heißen du
A
heiße
B
heißst
C
heißt
D
heißen
Slide 20 - Quizvraag
reden du
A
rede
B
redst
C
redest
D
redet
Slide 21 - Quizvraag
tun ich....
A
tue
B
tust
C
tun
D
tut
Slide 22 - Quizvraag
Präteritum
= verleden tijd
Het is geweest en is herkenbaar aan woorden zoals:
gestern, voriges Jahr, letzte Woche usw.
Slide 23 - Tekstslide
De vervoeging
Stam maken: ww - (e)n
De uitgangen:
ich stam + te
du stam + test
er/sie/es stam + te
wir stam + ten
ihr stam + tet
sie/Sie stam + ten
Slide 24 - Tekstslide
Uitzondering
stam eindigt op d/t
Stam maken: ww - (e)n
De uitgangen:
ich stam + ete
du stam + etest
er/sie/es stam + ete
wir stam + eten
ihr stam + etet
sie/Sie stam + eten
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
arbeiten du.....
A
arbeitest
B
arbeittest
C
arbeitetest
D
arbeitetst
Slide 27 - Quizvraag
arbeiten ihr.....
A
arbeitetet
B
arbeitet
C
arbeittet
D
arbeiten
Slide 28 - Quizvraag
tanzen sie (enk)....
A
tanzt
B
tanzte
C
tanztet
D
tanzde
Slide 29 - Quizvraag
fragen er....
A
fragt
B
fragtet
C
frug
D
fragte
Slide 30 - Quizvraag
heiraten du
A
heiratest
B
heirattest
C
heiratetest
D
heiratet
Slide 31 - Quizvraag
Perfekt
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) wordt gevormd met een vorm van haben oder sein. Meestal gebruik je hetzelfde als in het NL, maar niet bij alle ww zoals bijvoorbeeld: heiraten (trouwen)
Hij is getrouwd = Er hat geheiratet.
Slide 32 - Tekstslide
Der Liebesbogen
anfangen einschlagen
beginnen gefallen (+3)
aufhören halten
enden vergessen
fortfahren verlieren
heiraten abonnieren (+4)
nachlassen sich trennen
abnehmen
zunehmen
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Sleep het volt.dw naar het juiste hulpwerkwoord
haben
sein
geendet
gegangen
geworden
gemacht
gesucht
gekommen
gearbeitet
gelesen
reagiert
geblieben
Slide 35 - Sleepvraag
Das Perfekt
Sterke ww: leren!!!!
Algemene regel zwakke ww:
ge + stam + t
Slide 36 - Tekstslide
Das Perfekt
Uitzonderingen zwakke ww:
- ww die eindigen op -ieren, krijgen nooit ge- ervoor. Vb studieren - er hat studiert.
- onscheidbare ww (Untrennbare Verben) krijgen nooit ge- ervoor. Vb überzeugen - er hat überzeugt, vertrauen - er hat vertraut usw.
Slide 37 - Tekstslide
Das Perfekt
Uitzonderingen zwakke ww:
- Scheidbare ww (Trennbare Verben) krijgen ge ertussen. Vb abschalten- er hat abgeschaltet, anmelden - er hat angemeldet usw.
Slide 38 - Tekstslide
anfangen einschlagen
beginnen gefallen (+3)
aufhören halten
enden vergessen
fortfahren verlieren
heiraten trennen
nachlassen abonnieren (+4)
abnehmen
zunehmen
Slide 39 - Tekstslide
Maak van de volgende ww volt.dw: aufmachen, zahlen, wünschen, abhören, trainieren, versuchen, weinen, wecken, überraschen Typ ze onder elkaar.