Verben

Werkwoorden vervoegen
Präsens (tt)
De meeste Duitse ww kun je volgens de Feesttenten, Friettenten
Feesteten eten regels vervoegen. Wat dit precies inhoudt kom je bij de volgende dia's achter. Feesteten eten regel (leer je volgend jaar). 

Schrijf de uitleg (witte dia's) in je schrift!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden vervoegen
Präsens (tt)
De meeste Duitse ww kun je volgens de Feesttenten, Friettenten
Feesteten eten regels vervoegen. Wat dit precies inhoudt kom je bij de volgende dia's achter. Feesteten eten regel (leer je volgend jaar). 

Schrijf de uitleg (witte dia's) in je schrift!

Slide 1 - Tekstslide

Stam maken
Algemeen: 
Om ww te kunnen vervoegen moet je eerste een stam maken. 
Stam maken: ww - (e)n

Meestal haal je en eraf, soms heb je een ww met alleen een n zoals bijvoorbeeld rodeln, dan haal je er alleen een n af. 


Slide 2 - Tekstslide

De vervoeging
(feesttenten)
ich stam + e
du stam + st
er/sie/es stam + t
wir stam + en (hele ww)
ihr stam + t
sie/Sie stam + en (hele ww)
Waarom nu feesttenten? Als je alle uitgangen achter elkaar plakt en je zet er Fe voor staat er: feesttenten!

Slide 3 - Tekstslide

De vervoeging
(feesttenten)
Vorbild: machen
stam = mach
ich mache 
du machst
er/sie/es macht
wir machen
ihr macht
sie/Sie machen

Slide 4 - Tekstslide

De vervoeging
(friettenten)
Friettenten
(stam eindigt op een s-klank s, x, z, ß)
ich stam + e
du stam + t
er/sie/es stam + t
wir stam + en (hele ww)
ihr stam + t
sie/Sie stam + en (hele ww)

Slide 5 - Tekstslide

De vervoeging
(friettenten)
Als je voor de uitgangen Fri plaatst krijg je dus friettenten!

Slide 6 - Tekstslide

De vervoeging
(friettenten)
Vorbild: heißen
stam = heiß
ich heiße
du heißt
er/sie/es heißt
wir heißen
ihr heißt
sie/Sie heißen

Slide 7 - Tekstslide

Stam op d/t (of m/n)
(schrijf op)
Eindigt een stam op d of t, dan pas je altijd de feesteten eten regel toe. Eindigt de stam op een m of n dan gebruik je deze regel alleen in het geval dat je het niet uit kunt spreken. 

Slide 8 - Tekstslide

Stam op d/t of m/n
(schrijf op)
Eindigt een stam op d/t of m/n, dan beginnen alle uitgangen met een e. Dit betekent dat er een extra e tussen de stam en de uitgang komt bij du, er/sie/es/man en bij ihr. 

Slide 9 - Tekstslide

De vervoeging
(feesteten eten)
ich stam + e
du stam + est
er/sie/es/man stam + et
wir stam + en (hele ww)
ihr stam + et
sie/Sie stam + en (hele ww)
Waarom nu feesteten eten? Als je alle uitgangen achter elkaar plakt en je zet er F voor staat er: feesteten eten!

Slide 10 - Tekstslide

De vervoeging
(feesteten eten)
Vorbild: reden
stam = red
ich rede
du redest
er/sie/es redet
wir reden
ihr redet
sie/Sie reden

Slide 11 - Tekstslide

Het verschil in uitgangen
ich
e
e
e
du
st
t
est
er/sie/es
t
t
et
wir
en
en
en
ihr
t
t
et
sie/Sie
en
en
en

Slide 12 - Tekstslide

ww met alleen een n
Let op bij ww met alleen een n! Want als je bij het maken van een stam er alleen een n afhaalt, dan plaats je bij wir en bij sie/Sie ook alleen een n terug (hele ww), dus:
rodeln: stam = rodel
wir rodeln
sie/Sie rodeln

Hier kun je feesttenten niet toepassen!

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

machen
du.....
A
mache
B
macht
C
machst
D
machen

Slide 15 - Quizvraag

tragen
ich.....
A
trage
B
tragt
C
tragst
D
tragen

Slide 16 - Quizvraag

tanzen
sie (enk)....
A
tanzt
B
tanze
C
tanzen
D
tanzst

Slide 17 - Quizvraag

tun
er....
A
tue
B
tust
C
tun
D
tut

Slide 18 - Quizvraag

heißen
du
A
heiße
B
heißst
C
heist
D
heißen

Slide 19 - Quizvraag

arbeiten
du....
A
arbeite
B
arbeitest
C
arbeitst
D
arbeitet

Slide 20 - Quizvraag

tun
ich....
A
tue
B
tust
C
tun
D
tut

Slide 21 - Quizvraag

antworten
ihr...
A
antwort
B
antwortest
C
antwortet
D
antworten

Slide 22 - Quizvraag

Üben
Bist du fertig, dann kannst du, auf dieser Seite, noch ein bisschen üben: 
Verbuga (klik bij Zeitformen Präsens aan en kies dan alleen voor ww bij de regelmäßige Verben)

Slide 23 - Tekstslide