verbe ALLER + vervoermiddelen Klas 1 H6

H 6 - Bron H
werkwoord ALLER
vervoermiddelen
werkwoordstijd: Futur Proche
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H 6 - Bron H
werkwoord ALLER
vervoermiddelen
werkwoordstijd: Futur Proche

Slide 1 - Tekstslide

De betekenis:
Ik ga
jij gaat
hij/zij/men gaat 
wij gaan
jullie gaan, u gaat
zij gaan

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

vervoermiddelen met meer dan 2 wielen
en métro
en bus
en voiture


Slide 4 - Tekstslide

à vélo & en vélo
kan allebei:
à vélo = op de fiets
en vélo = met de fiets

Slide 5 - Tekstslide

à pied
à / en vélo
en voiture
en bus
en métro

à Paris
à Amsterdam


Bijv:
Vous allez à vélo?

Non, nous allons en métro.

Tu vas à Paris en bus?

Non, je vais à Paris en voiture.

Slide 6 - Tekstslide

Natuurlijk: Onderwerp + PV + Inf
Onderwerp  :  Ik           
PV  :   ga
Infinitief (hele ww) :  fietsen

Slide 7 - Tekstslide

Hoe gaat dat in het Frans?
Je vais manger
Il va danser
Vous allez visiter
A
hetzelfde
B
anders

Slide 8 - Quizvraag

Frans:  Ond - PV - Inf
1) Je
2) vais
3) manger

Slide 9 - Tekstslide

Hoe zeg je dan:
Ga je zwemmen?
A
Tu vas nager?
B
Tu alles nager?
C
Tu vas nages?
D
Tu aller nager?

Slide 10 - Quizvraag

En:
Nee, ik ga mountainbiken.
A
Non, j'alle faire du VTT
B
Non, je fais du VTT
C
Non, je vais du VTT
D
Non, je vais faire du VTT

Slide 11 - Quizvraag

En:
Mijn ouders gaan Elize.
A
Mes parents allons visiter Elize
B
Mes parents vont visiter Elize
C
Mes parents allons visitent Elize
D
Mes parents vont visitent Elize

Slide 12 - Quizvraag

En tenslotte:
We gaan winkelen
A
On va faire du shopping
B
On va fait du shopping
C
Nous allons du shopping
D
Nous allons faire du shopping

Slide 13 - Quizvraag