Les 1: zinsdelen bepalen en bedenken

Grammatica
Les 1 zinsdelen bepalen en creëren
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Les 1 zinsdelen bepalen en creëren

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaat er verkeerd in deze zin?
Denk eerst voor jezelf na en bespreek het daarna met een klasgenoot. Klassikale bespreking volgt.
timer
2:00
Zin:
Morgen de nieuwe ontwikkelingen omtrent corona vertelt Rutte.

Slide 2 - Tekstslide

Je leert deze les...

...  om weer te begrijpen wat zinsdelen zijn.
... welke drie methodes er zijn om de zinsdelen te bepalen.
...wat de verschillen zijn tussen de drie methodes en welke jij het beste kunt gebruiken.
... zinnen te creëren met een bepaald aantal zinsdelen daarin.
... voorkennis van pv, ow, wg, lv, mv te activeren.


Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn zinsdelen en waarom zijn ze belangrijk?
Zinsdelen...
  • ... komen voor in alle talen.
  • ... zorgen voor structuur in de zin.
  • ... zorgen bepaalde naamvallen en uitgangen.
  • ...zorgen voor betekenis van de zin.


Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden
In alle talen:
Nederlands --> De jongen /is /knap.
Spaans --> El chico/ es /guapo.

Structuur en begrip:
* De het huis man woont in (geen duidelijke structuur in het Nederlands en moeilijk te begrijpen) --> De man woont in het huis.

Naamvallen en uitgangen:
Ik woon in het huis --> wij wonen in het huis  (gezegde verandert mee met de vorm van het onderwerp). Latijn --> Canem habeo (ik heb een hond).



Slide 5 - Tekstslide

Zinsdelen bepalen: vragentest
De jury / heeft / voor de winnaar / een medaille / gekocht.
Wie                                     voor wie                    wat

Lotte / stond / tijdens de presentatie / voor de klas.
Wie                           wanneer                                waar

De filmster / geeft / een kus / aan een fan.
Wie                                    wat             aan wie

Slide 6 - Tekstslide

Zinsdelen bepalen: verplaatsingstest
Zin: Dua Lipa is gisteren geïnterviewd door een journalist.

Verplaatsen van de zinsdelen in gedachten:

Gisteren / is  Dua Lipa geïnterviewd door een journalist.
Door een journalist / is / Dua Lipa / gisteren / geïnterviewd.
Geïnterviewd / is / Dua Lipa / gisteren / door een journalist.
Is / Dua Lipa / gisteren / door /een journalist / geïnterviewd?

Antwoord: Dua Lipa / is / gisteren / geïnterviewd / door een journalist.



Slide 7 - Tekstslide

Zinsdelen bepalen: isolatietest
Zin: James Bond is een Britse actieheld.
Plaats de persoonsvorm tussen verticale strepen. Kijk welke zinsdelen je allemaal voor de persoonsvorm kunt zetten.

James Bond / is / een Britse actieheld.
Een Britse actieheld / is / James Bond.

Slide 8 - Tekstslide

Nu aan de slag!
Wat? Maak de vragen op de slides 10 t/m 13.
Hoe? Voor jezelf op de laptop.
Overleg? Ja, dat mag met klasgenoot naast je.
Daarna? Antwoorden op het scherm en klasikaal bespreken.
Tijd? 2 minuten per vraag.

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel manieren zijn er om de zinsdelen te bepalen?
A
1
B
3
C
2
D
6

Slide 10 - Quizvraag

Welke drie manieren zijn er om de zinsdelen te bepalen?

Slide 11 - Open vraag

Zin: Rutte heeft vandaag griep.
Hoe weet je dat 'Rutte' een zinsdeel is en dat 'vandaag griep' dat niet is?


A
Bij het verplaatsen van 'vandaag griep' als zinsdeel binnen de zin, krijg ik een zin die niet klopt.
B
Dit weet ik, omdat een znw zoals 'griep' altijd een zinsdeel op zichzelf vormt.
C
Dit weet ik, omdat het onderwerp Rutte is.
D
Dit weet ik door de zin vragend te maken.

Slide 12 - Quizvraag

Laura zegt: "Ik ontdek de zinsdelen door ze steeds apart voor de persoonsvorm te plaatsen. Als de zin dan klopt, dan heb ik een zinsdeel te pakken."

Welke manier gebruikt Laura om de zinsdelen te bepalen?
A
Vragentest
B
Strepen zetten
C
Verplaatsingstest
D
Isolatietest

Slide 13 - Quizvraag

Nu aan de slag! Opdracht 'Lopende zinnen'
Wat?
De docent maakt groepjes van vier leerlingen. Ieder groepje krijgt een zin en materialen om te knippen en bordjes te maken. Bepaal met elkaar wat de zinsdelen zijn en of het een pv, wg, ow, lv, mv, of iets anders is (bwb). Hang de bordjes om jouw nek en proberen met elkaar verschillende zinnen te maken door in een lijn te gaan staan.
Hoe?
Overleg met elkaar. Knip de zin in zinsdelen uit. Maak met de perforator gaatjes en maak de touwtjes lang genoeg zodat je het bordje om je nek kan hangen.
Daarna?
Straks presenteer met jouw groepje een nieuwe volgorde van de zinsdelen (van julie zin) aan de groep. Je kunt uitleggen welk zinsdeel jij dan bent.
Tijd?
Je krijgt hiervoor 10 minuten de tijd.

timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Groep 1
Het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp / heb / ik / op de basisschool / geleerd.

- Welke nieuwe zin hebben jullie gemaakt? Hoe benoem je jezelf dan (ow, lv, pv, wg, mv, of iets anders)?

Slide 15 - Tekstslide

Groep 2
Morgen / ga / ik / naar school / om mijn huiswerk / te maken.

- Welke nieuwe zin hebben jullie gemaakt? Hoe benoem je jezelf dan (ow, lv, pv, wg, mv, of iets anders)?

Slide 16 - Tekstslide

Groep 3
Gisteren / keek / ik / Netflix / met mijn vrienden / op de bank.

- Welke nieuwe zin hebben jullie gemaakt? Hoe benoem je jezelf dan (ow, lv, pv, wg, mv, of iets anders)?

Slide 17 - Tekstslide

Groep 4
Geef / mij / nu / heel snel/ jouw telefoon!

- Welke nieuwe zin hebben jullie gemaakt? Hoe benoem je jezelf dan (ow, lv, pv, wg, mv, of iets anders)?

Slide 18 - Tekstslide

Groep 5
De fans van Justin Bieber / gilden / heel luid / toen / hun idool / zijn populairste liedje / inzette.

- Welke nieuwe zin hebben jullie gemaakt? Hoe benoem je jezelf dan (ow, lv, pv, wg, mv, of iets anders)?

Slide 19 - Tekstslide

Groep 6
Jij / mailt / de rest van de klas / vanavond / de laatste details.

- Welke nieuwe zin hebben jullie gemaakt? Hoe benoem je jezelf dan (ow, lv, pv, wg, mv, of iets anders)?

Slide 20 - Tekstslide

Nu aan de slag! Opdracht 'Grote Grammatica Quiz'
Wat?
Je blijft in jouw groepje samenwerken. Ieder groepje krijgt een kaartje met een quizvraag. Overleg met jouw groepje over het antwoord en schrijf dit op het kaartje. Als je denkt dat je klaar bent, dan lever je de quizvraag voor controle in bij de docent. Als het kaartje goed is, dan krijg je een nieuwe vraag mee. Antwoord fout? Dan word je teruggestuurd met dezelfde vraag en krijg je een tip mee.  Het team met de meeste goede vragen wint.
1 vraag = 1 punt. In totaal zijn er 18 punten te behalen.
Hoe?
Overleg met elkaar in het team. Iedereen moet een keer een vraag beantwoorden. Fair play.
Daarna?
Bespreken we wie de winnaar is.
Tijd?
Je krijgt 15 minuten om zoveel mogelijk kaartjes goed te beantwoorden.

timer
15:00

Slide 21 - Tekstslide

Applaus voor de winnaars en voor elkaar!

Slide 22 - Tekstslide

Om de les af te sluiten maak je nog een paar laaste quizvragen op slides 24 t/m 28.
Veel succes en tot de volgende keer!

Slide 23 - Tekstslide

Ik heb geleerd om de zinsdelen te bepalen in een zin.
A
Ja, helemaal.
B
Nee, totaal niet.
C
Een beetje.

Slide 24 - Quizvraag

Ik heb geleerd om zinnen te bedenken met een exact aantal zinsdelen.
A
Ja, dat lukt nu prima.
B
Nee, ik snap er nog niets van.
C
Een beetje.

Slide 25 - Quizvraag

De manier die ik ga gebruiken om de zinsdelen te ontdekken is...
A
De vragentest
B
De verplaatsingstest
C
De isolatietest

Slide 26 - Quizvraag

De meeste moeite heb ik na deze les nog om...
A
De zinsdelen te benoemen (ow, wg, lv, mv, pv).
B
De drie methodes (isolatietest, vragentest, verplaatsingstest) toe te passen.
C
Het verschil te zien tussen de drie methodes.
D
Te begrijpen waarom zinsdelen handig zijn.

Slide 27 - Quizvraag

Ik vond deze les...
A
Super saai
B
Best leuk
C
Super leuk
D
Geen mening

Slide 28 - Quizvraag

Einde les

Slide 29 - Tekstslide