230914 instaptoets 1

FAR 14-09-23

Instaptoets deel 1
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FARMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

FAR 14-09-23

Instaptoets deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Formule druppelgewicht
Massa in mg/ aantal druppels= gewicht van 1 druppel = druppelgewicht in mg/druppel

Slide 2 - Tekstslide

Magische driehoek


Kruistabel 
2a



2b
17dr
1 dr
1000 mg 
1x1000 /17=58,82mg
36mg 
1500mg
1dr
1500x1/36= 41,67dr
2a dr gewicht= massa/aantal dr= 1000mg/ 17dr=58,82mg/dr
2b aantal dr=massa/dr gewicht= 1500mg/ 36mg/dr=41,67dr afgerond 42dr
afronden van druppels
Als er gevraagd wordt naar hele druppels kan deze vraag op 2 manieren worden geinterpreteert.
41 hele druppels en een beetje
of afronden volgens de afrondregels dus 42 dr. Dat is met druppels de bedoeling 

Slide 3 - Tekstslide

Percentage 
1% betekent 1/100 ste deel ofwel:
● 1 % g/g = 1 gram in 100 gram
● 1 % g/v = 1 gram in 100 ml
● 1 % v/v = 1 ml in 100ml

Slide 4 - Tekstslide

Uitwerking 
Gedeelte/geheel x100%=percentage

Geheel / 100%* x procent = gedeelte

Gedeelte / procent* x 100%= geheel 


Slide 5 - Tekstslide

3a
Geheel (volume) =20ml
Procent =6% g/v (dus g en ml)
Vraag wat is het gedeelte suiker (massa)?

Gedeelte= 
geheel/100%x procent%
=20/100% x6%= 1,2 g

3b
gedeelte =225mg =0,225g
geheel=0,25l=250ml
Wat is het percentage?

Perc g/v=gedeelte in g/geheel in ml x100%=
0,225g/250mlx100%=0,09%g/v

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de concentratie in % g/g en % g/v van een oplossing die 11 g natriumchloride per 125 ml oplossing bevat en een relatieve dichtheid heeft van 1,04?   
Aanpak
conc= gedeelte/geheel x100%
% g/g => gedeelte en geheel in gram
% g/v=> gedeelte in gram en geheel in ml 
Gegevens;
  • gedeelte= 11g
  • geheel= 125ml

Conc g/v kan uitgerekend worden; voor g/g moet berekend worden hoeveel gram 125ml opl is mbv de dichtheid

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de concentratie in % g/g en % g/v van een oplossing die 11 g natriumchloride per 125 ml oplossing bevat en een relatieve dichtheid heeft van 1,04?   
Aanpak
conc% g/v= gedeelte in g/geheel in ml x100%
Gegevens;
  • gedeelte= 11g
  • geheel= 125ml
=> 11 g/125ml x100%=8,8% g/v

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de concentratie in % g/g en % g/v van een oplossing die 11 g natriumchloride per 125 ml oplossing bevat en een relatieve dichtheid heeft van 1,04?   
Aanpak
conc% g/g= gedeelte in g/geheel in x100%
Gegevens;
  • gedeelte= 11g
  • geheel= 125ml

Voor g/g moet berekend worden hoeveel gram 125ml opl is mbv de dichtheid

Slide 9 - Tekstslide

Dichtheid 
De dichtheid van een stof geeft aan hoeveel een bepaald volume weegt. De dichtheid wordt als volgt aangegeven.
dichtheid (g/cm3) =massa (g) / volume (cm3) oftewel d = m / V
de eenheid is dan ook g/cm3 oftewel g/ml

De dichtheid van water is 1 g/ml; dus 1ml water weegt 1 g
De dichtheid van alcohol is 0,8 g/ml; 1ml alcohol weegt 0,8 g

Slide 10 - Tekstslide

De magische driehoek 
hoeveel weegt de opl?
massa =dichtheid x volume
massa=1,04 x 125ml=130g

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de concentratie in % g/g en % g/v van een oplossing die 11 g natriumchloride per 125 ml oplossing bevat en een relatieve dichtheid heeft van 1,04?   
Aanpak
conc% g/g= gedeelte in g/geheel in x100%
Gegevens;
  • gedeelte= 11g
  • geheel= 125ml=> massa=dichtheid x volume=1,04x125ml=130g

=> 11 g/130g x100%=8,46%g/g

Slide 12 - Tekstslide

Herhaling Romeinse cijfers
1 = I
5 = V
10 = X
50 = L
100 = C
500 = D
1000 = M

Slide 13 - Tekstslide

Regels 
  • Opbouw; hoogste cijfer vooraan, dus eerst de duizendtallen, dan de honderdtallen, dan de tientallen en ten slotte de eenheden.
  • elk symbool niet vaker dan drie keer gebruikt. dus niet VIIII maar IX
  •  V, L en D worden nooit vaker dan een keer gebruikt, omdat daar ook andere symbolen voor zijn.

Slide 14 - Tekstslide

Regels Romeinse cijfers 
● De I, X en C mogen vóór een hogere waarde staan om aan te geven dat je die hogere waarde moet verlagen:
o De I mag je één keer vóór een V of X zetten om aan te geven dat je die waarde met 1 moet verlagen.
o De X mag je één keer vóór een L of C zetten om aan te geven dat je die waarde met 10 moet verlagen.
o De C mag je één keer vóór een D of M zetten om aan te geven dat je die waarde met 100 moet verlagen.
De symbolen V, L en D worden niet gebruikt om afgetrokken te worden, dus niet VL maar XLV en niet VC maar XCV.

dus 28=XXVII ipv IIXXX
wat is dan 29? a. IXXX of b. XXIX
5b

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk

Instaptoets deel 2

Slide 16 - Tekstslide