20181129 Signaalwoorden/verbanden

Leesvaardigheid
signaalwoorden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid
signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Begrijpend lezen is denken terwijl je leest.

Slide 2 - Tekstslide

Programma
Uitleg signaalwoorden met voorbeelden
Zelfstandig leren

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een tekstverband?
A
een signaalwoord dat een zin met een andere zin verbindt
B
de deelonderwerpen in het middenstuk
C
de samenhang tussen woorden, zinnen en alinea's
D
de indeling in inleiding-middenstuk-slot

Slide 4 - Quizvraag

Later wil ik graag medisch onderzoek doen.
A
conclusie
B
doel-middel
C
chronologisch
D
vergelijking

Slide 5 - Quizvraag

Chronologie
(chronologisch verband)
nu, voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger, later, terwijl, intussen

Slide 6 - Tekstslide

Waterpolo is een balsport. Dat geldt ook voor kaatsen.
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
doel-middel
D
conclusie

Slide 7 - Quizvraag

Opsomming

(opsommend verband)
Om te beginnen, ten eerste, ten tweede, daarnaast, bovendien, verder, vervolgens, ten slotte, uiteindelijk

Slide 8 - Tekstslide

Enerzijds heb ik zin in het schoolfeest, anderzijds zie ik er tegenop.
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
tegenstelling
D
vergelijking

Slide 9 - Quizvraag

Tegenstelling
(tegenstellend verband)
maar, ondanks, in tegenstelling tot, echter, ondanks dat, daarentegen, 

Slide 10 - Tekstslide

Zijn hoge cijfer is te danken aan zijn inzet.
A
voorwaarde
B
toelichting
C
samenvatting
D
oorzaak-gevolg

Slide 11 - Quizvraag

Oorzaak – gevolg
(oorzakelijk verband)
door, doordat, waardoor, vanwege, te danken aan, te wijten aan, zodat, het gevolg is

Slide 12 - Tekstslide

Teneinde deze baan te krijgen, is hij avonden bezig zich voor te bereiden op het sollicitatiegesprek.
A
doel-middel
B
reden
C
vergelijking
D
voorwaarde

Slide 13 - Quizvraag

Middel – doel
om ... te, daarmee, waarmee, door middel van, met behulp van, daartoe, teneinde

Slide 14 - Tekstslide

De leerlingen van het Arte College zijn creatief. Dit is met name in de Arteweken goed te zien.
A
Chronologie
B
doel-middel
C
vergelijking
D
toelichting

Slide 15 - Quizvraag


Toelichting/uitleg




(uitleggend/toelichtend verband)
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals, zo, dat wil zeggen, met name

Slide 16 - Tekstslide

"Ik hoef geen kaartje te kopen, ik ga immers niet mee naar de film"

A
vergelijking
B
conclusie
C
verklaring
D
toelichting

Slide 17 - Quizvraag

Verklaring / reden/argument

(redengevend verband)
want, omdat, daarom, vanwege, immers, aangezien, hierom, om deze reden

Slide 18 - Tekstslide

Je krijgt een Playstation-5, mits je een goed rapport hebt.
A
oorzaak-gevolg
B
vergelijking
C
opsomming
D
voorwaarde

Slide 19 - Quizvraag

Voorwaarde
(voorwaardelijk verband)
als, mits, indien, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat

Slide 20 - Tekstslide

Alles bij elkaar genomen, valt de theorie wel mee.
A
doel-middel
B
reden
C
samenvatting
D
toelichting

Slide 21 - Quizvraag

Samenvatting 

(samenvattend verband)
Samengevat, kortom, alles bij elkaar, al met al, samenvattend

Slide 22 - Tekstslide

Ik vind het hier niet leuk, dus ik ga naar huis.
A
conclusie
B
reden
C
samenvatting
D
toelichting

Slide 23 - Quizvraag

Conclusie
 
(concluderend verband)
dus, alles overziend, concluderend.

Slide 24 - Tekstslide

Zelfstandig leren
Blijf oefenen met de signaalwoorden en tekstverbanden.


Slide 25 - Tekstslide