D3 posterproject 1 , 2 (week 5, les 3)

Welkom D3!
30-09-2021
mevrouw Hilde
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom D3!
30-09-2021
mevrouw Hilde

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

programma (30-09)


  • woorden 'Posterproject'

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

absoluut
  • zeker weten;
  • helemaal;
  • totaal
  • Zin: Ik heb absoluut zin om op vakantie te gaan!
  • Zin: Weet je dit absoluut zeker?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zelfstandig
  • bijv.naamw.
  • zonder hulp of steun van anderen
  • Voorbeelden: `een zelfstandig ondernemer`,
  • `kinderen opvoeden tot zelfstandige volwassenen`,
  • Antoniem: afhankelijk
  • Synoniem: onafhankelijk

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

alternatief
I zelfst.naamw.
Voorbeeld: `Lessen aan huis zijn soms een goed alternatief voor naar school gaan.`

II alternatief bijv.naamw.
afwijkend van het gewone
Voorbeeld: `alternatieve geneeswijzen`






Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

absoluut
  • bijv.naamw.
  • helemaal
  • Voorbeelden: `absolute rust nemen`,
  • `absoluut onmogelijk zijn`
  • Synoniemen: volstrekt, totaal, volledig,


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vanwege
  • voorzetsel
  • door
  • Voorbeeld: `Vanwege de vakantie zijn wij gesloten tot 1 september.`
  • Synoniemen: wegens, op grond van, omwille van,

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

meespelen
  • (speelde mee, heeft meegespeeld)
  • meespelen werkw.
1) samen met anderen spelen
Voorbeeld: `een keer meespelen in een ander team`
2) ook een beetje belangrijk zijn
Voorbeeld: `Ze is de jongste, maar dat ze een meisje is speelde ook mee.`


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het symbool
(zelfstandig naamwoord)

  • Verbuigingen: sym|bolen (meerv.)
  • beeld, ding, dier of bloem dat door jarenlange traditie of afspraak een speciale betekenis heeft
  • Voorbeeld: `De balans is het symbool van de rechtvaardigheid.`
  • Synoniem: teken

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

overige
(bijvoeglijk naamwoord)

  • nog niet gebruikt of genoemd
  • Voorbeeld: `Twee deelnemers mochten even met de prinses praten en de overige deelnemers moesten blijven zitten.`
  • Synoniem: resterend


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

baseren op
(werkwoord)

  • Vervoegingen: baseerde op (verl.tijd enkelv.)
  • Vervoegingen: heeft gebaseerd op (volt.deelw.)
  • uitgaan van bepaalde informatie om je mening, conclusie enz. te vormen
  • Voorbeelden: `een conclusie baseren op onjuiste informatie`,
  • `zich baseren op de resultaten uit het onderzoek`


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

toevoegen
(werkwoord)
  • (ergens) bij doen
  • Voorbeeld: `voeg twee liter water toe`
  • de toegevoegde waarde (toename in waarde bij het omzetten van grondstoffen in eindproducten) `btw of belasting op de toegevoegde waarde`

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a.s. (aanstaande)
(bijvoeglijk naamwoord)

1 eerstvolgend: aanstaand weekend, aanstaande zondag; zondag aanstaande
2 toekomstig: aanstaande leraren

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vastleggen
(werkwoord)
  • Vervoegingen: legde vast (verl.tijd enkelv.)
  • Vervoegingen: heeft vastgelegd (volt.deelw.)
1) registreren op papier, film, cd of foto
Voorbeeld: `iets op schrift vastleggen`
2) zó leggen dat het niet kan worden weggehaald of veranderd
Voorbeeld: `de boot vastleggen`



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bepalen
(werkwoord)
1) vaststellen, nauwkeurig aangeven
Voorbeeld: `de exacte afstand bepalen`
Synoniem: uitmaken
2) zorgen dat iets er is of gebeurt
Voorbeelden: `bepalen wie mee mag`,
`bepalen wat er wordt gedaan`,
`bepaald door de wet`,



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

geregeld
(werkwoord)
1) op geregelde tijden
Voorbeeld: `leerlingen die geregeld te laat komen, worden geschorst`
Synoniem: regelmatig
2) als er orde is
Voorbeeld: `Weinig studenten hebben een geregeld leven.`
Antoniem: ongeregeld
Synoniem: ordelijk

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

trachten
(werkwoord)

  • Vervoegingen: trachtte (verl.tijd enkelv.)
  • Vervoegingen: heeft getracht (volt.deelw.)
  • proberen
  • Voorbeeld: `trachten een probleem op te lossen`
  • Synoniem: pogen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verscheidene
  • voornaamwoord
  • meer dan één
  • Voorbeeld: `Verscheidene mensen zaten op de bankjes in de zon.`
  • Synoniem: verschillende


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samenstellen
(werkwoord)
  • werkw.
  • tot een geheel maken uit verschillende onderdelen
  • Voorbeelden: `een team samenstellen`,
  • `De commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van personeel, patiënten, directie en een onafhankelijke voorzitter.`

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

overbodig
(bijvoeglijk naamwoord)


  • onnodig
  • Voorbeeld: `Aparte ruitenwissertjes op de koplampen van de auto vind ik een overbodige luxe.`
  • Antoniem: noodzakelijk

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de eigenschap
(zelfstandig naamwoord)
  • een kenmerk dat bij iemand hoort; hoe iemand zich gedraagt of denkt.
  • synoniem: op eigen manier iets doen
  • mensen en dieren hebben eigenschappen
  • zin: Om kledingontwerper te zijn heb je bepaalde eigenschappen nodig.
  • zin: Hij wacht rustig in de rij, want hij is heel geduldig. Dat is een prettige eigenschap! 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verzinnen= bedenken
Wat zal ik nu weer verzinnen?
overtollig= teveel
Deze hond heeft overtollig vel.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bepalen
  • iets beslissen of vaststellen;
  • ik bepaal, hij bepaalt, wij bepalen;
  • je kan iets bepalen voor een ander;
  • zin: De docent bepaalt wanneer jullie pauze hebben.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

combineren
(werkwoord)
  • losse dingen bij elkaar brengen tot iets nieuws
  •  synoniem: samenstellen/samenvoegen
  • iets wat gecombineerd is de combinatie
  • zin: Als je de ingrediënten combineert wordt het eten heel lekker.
  • zin: De mevrouw in de kledingwinkel kan heel goed kleding combineren. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rendictee
Maak teams (tweetallen).

Wie doet wat?
Één leerling gaat rennen en onthouden.
Één leerling gaat met het woord een zin
schrijven.


Slide 25 - Tekstslide

De docent bespreekt na afloop de betekenis van de woorden.
Vragen maken met de woorden
 
Elke leerling kiest per poster vijf woorden waar hij/zij een vraag mee maakt. Een andere leerling geeft
 antwoord.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak de oefening die hoort bij poster 1.

Daarna bespreken.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schoolwerk

  • Het Posterproject: poster en oefeningen 1 en 2.

Volgende week donderdag af. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies