De ander overhalen om te doen wat jij adviseert of zegt:
Uitspraak: [ovərˈtœyxə(n)]
Afbreekpatroon: over·tui·gen
Vervoegingen: overtuigde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen: heeft overtuigd (volt.deelw.)
met argumenten bereiken dat (iemand) gelooft dat iets is zoals je het voorstelt
Voorbeeld: `overtuigend bewijs` (NL woordenboek