1 E 9 november 2022 spelling herhalen grammatica

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken in de les
- Respect voor iedereen.
- Tijdens de les zijn we bezig met de les. Andere dingen doe je buiten de les
- Vinger opsteken en wachten tot je je vraag mag stellen 
als je wat wil vragen, zeggen of als je wil opstaan.
- Eten, drinken (behalve water), toiletbezoek buiten de les.
- Telefoon en laptop alleen met toestemming tijdens de les.
- Blijven zitten tot de leraar zegt dat je de klas mag verlaten.
- Je schoolspullen bij je hebben.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen? 
- Ik neem de presentielijst door en iedereen is stil, behalve als je je naam hoort.
- We beginnen met spelling. 
- We kijken naar de vragen van het proefwerk grammatica. 

Slide 3 - Tekstslide

Spelling
In deze les leer je:
1. hoe je de stam en de ik-vorm van een werkwoord spelt;
2. hoe je de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd spelt;


Slide 4 - Tekstslide

De stam  van het ww
De stam is het hele werkwoord zonder -en.

Bijvoorbeeld:
De stam van het werkwoord brengen is breng.
De stam van het werkwoord bakken is bakk.
Voor de ik-vorm verandert de stam van sommige werkwoorden.

Slide 5 - Tekstslide

De ik-vorm van het werkwoord
Voor de ik-vorm verandert de stam van sommige werkwoorden:
  • letter erbij: koken - kok, ik kook.
  • letter eraf: bakken - bakk, ik bak.
  • v wordt f: graven - grav, ik graaf.
  • z wordt s: wijzen - wijz, ik wijs.
Bij sommige werkwoorden is de stam hetzelfde als de ik-vorm.
Brengen, breng, ik breng. Komen, kom, ik kom. 

Slide 6 - Tekstslide

Vervoeging pv tegenwoordige tijd
ik-vorm
ik-vorm +t
ik-vorm +en
ik help
jij helpt
wij helpen
help ik?
hij helpt
jullie helpen
help jij?
helpt zij?
zij helpen
Help!

Slide 7 - Tekstslide

Dus:
Ik-vorm (bijv. loop): ik loop, loop jij?, loop!
Ik-vorm +t: jij loopt, hij loopt, zij loopt, u loopt (loopt je/jouw hond)
Ik-vorm +en: wij lopen, jullie lopen, zij lopen

Slide 8 - Tekstslide

Oefenen
Maak oefening 5 en oefening 6 op bladzijde 56.

Slide 9 - Tekstslide

Zinsdeel
Een zin bestaat uit zinsdelen.
Een zinsdeel kan uit één woord bestaan, maar ook uit twee of meer woorden.


Eén zinsdeel ken je al ;-): het werkwoordelijk gezegde

Slide 10 - Tekstslide

Stappenplan zinsdeelstrepen
1. Zet een streep onder de pv.
Bijvoorbeeld: Wij leren grammatica vandaag.
2. Zet de pv tussen zinsdeelstrepen.
Bijvoorbeeld: Wij | leren | grammatica vandaag.
3. Verander de woordvolgorde van de zin. Alles wat vóór de pv staat is weer een zinsdeel.
Bijvoorbeeld: Grammatica | leren wij vandaag. 
4. Ga door tot je alle zinsdelen hebt gevonden.
Bijvoorbeeld: Vandaag | leren | wij | grammatica.

Slide 11 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.

De persoonsvorm (pv)en de andere werkwoorden in een zin vormen het werkwoordelijk gezegde (wg)

WG = PV + andere werkwoorden in de zin. 
Als er maar een werkwoord in de zin staat is dit PV én WG.

Slide 12 - Tekstslide

De volgende les
- Gaan we oefenen met het stappenplan zinsdeelstrepen.
- Gaan we oefenen met de persoonsvorm in de tegenwoordige  tijd.
- Leren we het begin en het eind van zinnen.
- Lezen we verder in het samenleesboek

Slide 13 - Tekstslide

Fijne dag!
Tot vrijdag.

Slide 14 - Tekstslide

Persoonsvorm
Elke zin heeft een persoonsvorm.
De persoonsvorm (pv) is een vorm van het werkwoord.
Een werkwoord is een woord dat een handeling, situatie of gebeurtenis uitdrukt. Bijvoorbeeld: bellen, struikelen, zijn, sneeuwen.
De pv geeft aan wat er in een zin gebeurt.
Aan de pv kun je zien of de zin over vroeger of nu gaat. 

Slide 15 - Tekstslide

Tijdproef persoonsvorm
De persoonsvorm kun je vinden met de tijdproef pv.
Zet de zin in een andere tijd: van de tegenwoordige tijd naar de verleden tijd of andersom.
Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm. 

Ik heb vakantie.
Ik had vakantie.

Slide 16 - Tekstslide

De pv herkennen in een zin.
- Het is bijna altijd één woord.
- Het is een vorm van een werkwoord.
- De pv staat in het enkelvoud (speel) of meervoud (spelen).
- De pv staat in de tegenwoordige tijd (speel) of in de verleden tijd (speelde)

Slide 17 - Tekstslide

Dictee
- Schrijf je naam op je blaadje.
- Ik lees één keer de hele zin voor.
- Daarna lees ik de zin in stukjes voor. 
- Daarna lees ik de zin nog een keer helemaal voor.
- Als iedereen klaar is mag je zelf het dictee nakijken op het digibord.


Slide 18 - Tekstslide

Dictee nakijken
1. Vandaag hebben alle leerlingen hun leerboek bij zich.
2. Bram en Aisha gingen met de auto naar huis.
3. Giovanca en Frederik fietsten naar school.
4. De leerlingen van deze klas gingen begin dit schooljaar op kamp.
5. Heette de plaats waar het kamp was Woudenberg?  
7. Niemand heeft zin in de herfstvakantie.

Slide 19 - Tekstslide