Examen 2019-1

Examen 2019-1
Maak zelfstandig de vragen bij tekst 1 en 2 en kijk na.
Gezamenlijk doen we tekst 3.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Examen 2019-1
Maak zelfstandig de vragen bij tekst 1 en 2 en kijk na.
Gezamenlijk doen we tekst 3.

Slide 1 - Tekstslide

Leesstappenplan
1. Lees titel; bronbeschrijving; eerste en laatste alinea. Waar gaat deze tekst over? Tekstsoort?
2. Lees snel door de alinea's heen en markeer kernzinnen.
3. Lees de vragen globaal door. Start met vraag 1.

Slide 2 - Tekstslide

jjj

Slide 3 - Tekstslide

29. Wat is voor Haring doorslaggevend bij het bepalen wat van waarde is?
A
De stem van de meerderheid
B
Ideeën over ethiek
C
Ideologische principes
D
Koopgedrag

Slide 4 - Quizvraag

30. Citeer het logisch principe dat blijkens die tekst ten grondslag ligt aan Harings beslissing.

Slide 5 - Open vraag

Vraag 31
In alinea 3 en 4 is te lezen dat Haring Fairtrade-koffie duur vindt en daaruit wordt de conclusie getrokken dat deze koffie niet voldoet aan de wensen van de consumenten.

Vat in één zin samen waarom deze conclusie volgens alinea 4 niet juist is. (Max 20 w.)

Slide 6 - Tekstslide

Alinea 4
(4) Daarmee wordt waarde wel heel gemakkelijk gelijkgesteld aan wat de consument daar voor wil uitgeven. Hoe weet Haring zo zeker dat de koffieboer op een achterhaalde manier produceert? Is het gedrag van de consument daarvoor het enige bewijs? Vinden consumenten ‘zuivere koffie’ echt een waardeloos product, of zijn er andere redenen dat ze kiezen voor het huismerk? Misschien zijn er zo veel keurmerken dat ze door de bomen het bos niet meer zien. Of misschien horen ze nooit meer iets over die boeren uit Zuid-Amerika.

Slide 7 - Tekstslide

Alinea 3
(3) Tegelijk gelooft Haring dat moraliseren over mensen- of dierenwelzijn de gezonde werking van de markt in gevaar brengt. In zijn boek Waarom cola duurder is dan melk bekent hij op zeker moment afgestapt te zijn van Fairtrade-koffie. “Als ik van die dure Fairtrade-koffie koop, ben ik de koffieboer er dan niet feitelijk voor aan het belonen dat hij een achterhaalde keuze heeft gemaakt?” Wat niet rendeert, verdient het niet overeind te blijven. In het interview vertelt de filosoof harder en zakelijker te zijn geworden nu hij begrijpt hoe de markt werkt. 

Slide 8 - Tekstslide

Vat samen waarom de conclusie onjuist is.
(4) Daarmee wordt waarde wel heel gemakkelijk gelijkgesteld aan wat de consument daar voor wil uitgeven. Hoe weet Haring zo zeker dat de koffieboer op een achterhaalde manier produceert? Is het gedrag van de consument daarvoor het enige bewijs? Vinden consumenten ‘zuivere koffie’ echt een waardeloos product, of zijn er andere redenen dat ze kiezen voor het huismerk? Misschien zijn er zo veel keurmerken dat ze door de bomen het bos niet meer zien. Of misschien horen ze nooit meer iets over die boeren uit Zuid-Amerika.

Misschien ..., misschien ....: dat duidt op: ...?

Slide 9 - Tekstslide

Misschien ..., misschien... .
De alinea bestaat uit:
1. een stelling 
2. een aantal vragen 
3. een aantal voorbeelden, beginnend met 'misschien' 

Als je samenvat herhaal je nooit vragen en nooit voorbeelden.

Slide 10 - Tekstslide

Vat in één zin samen waarom deze conclusie volgens alinea 4 niet juist is. (Max 20 w.)

Slide 11 - Open vraag

Vraag 32
Volgens tekst 3 is er sprake van een problematische verhouding tussen consumenten en supermarktketens.

Vat samen wat het probleem in deze verhouding is, gelet op de strekking van de tekst. 
Neem daartoe de nummers van de zinnen uit onderstaande tabel over en noteer daarachter het vervolg van zin 1 en 2. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor jeantwoord niet meer dan 40 woorden.

Slide 12 - Tekstslide

Tabel:
Zin 1
De supermarktketens willen ...
Zin 2
Daarom ...
Zin 3
Daardoor missen consumenten de informatie die nodig is om de waarde van producten in te schatten.

Slide 13 - Tekstslide

De supermarktketens willen ...
(5) Wat we van waarde achten, hangt af van de informatie die we binnenkrijgen. Kranten, scholen en kritische burgers spelen daarin een rol, maar bij het ‘in de markt zetten’ van producten zijn grote supermarktketens nogal in het voordeel, zeker vergeleken met arme koffieboertjes – of met hun West-Europese collega’s. Grote supermarkten kunnen overal vrolijke affiches ophangen die wel het voordelige fruit in beeld brengen, maar niet de boer die wordt uitgeknepen.
(6) Onlangs meldde Trouw dat de fusie tussen een Nederlandse en een Belgische supermarktketen de nieuwe gigant inspireert tot een bezuiniging van 500 miljoen. Gevreesd wordt dat boeren en tuinders daarvoor moeten bloeden met een nóg lagere vergoeding voor hun waar. Alsof een kilo peren in Nederland nog niet goedkoop genoeg is.

Slide 14 - Tekstslide

Daarom ... (waardoor missen consumenten de info die nodig is om de waarde van een product in te schatten?)
(7) Het zou niet voor het eerst zijn dat de boeren onder druk worden gezet. Eerder dit jaar, meldde het artikel, wist een supermarkt leveranciers van groenten via een boycot te dwingen hun prijzen te verlagen. Je vraagt je af: produceren deze boeren volgens een achterhaalde methode, omdát de consument goedkope groenten wil? Of is het achterhaald dat de supermarkt ons spullen aansmeert zonder erbij te vertellen hoe die prijs tot stand is gekomen – en dus zonder dat de vraag wat een eerlijke prijs ons waard is überhaupt bij het winkelend publiek kan opkomen?

Slide 15 - Tekstslide

Vat samen wat het probleem in deze verhouding is, gelet op de strekking van de tekst.

Slide 16 - Open vraag

33. Hoe kan tekst 3 het beste worden getypeerd? (pak de vraag in je bundel erbij voor de volledigheid!)
A
een uiteenzetting, omdat de lezer leert hoe de verhouding tussen producent en supermarkt in z'n werk gaat.
B
een beschouwing, omdat de lezer zelf een ethische afweging kan maken rondom ons voedsel.
C
een betoog, omdat in de tekst wordt beargumenteerd welke manier van denken de juiste is in ethische kwesties rondom voedsel.

Slide 17 - Quizvraag

Vraag 34
Een kritische lezer kan in bepaalde woorden en woordgroepen uit alinea 5 en 6 van tekst 3 een kritische houding tegenover de handelswijze van de supermarkten zien.

In welk van de meerkeuzeopties is dat bij alle woorden en woordgroepen het geval?

Slide 18 - Tekstslide

34. In welk van de meerkeuzeopties is dat bij alle woorden en woordgroepen het geval? (pak vraag erbij!)
A
in de markt zetten; voordelig fruit; uitgeknepen; een bezuiniging van 500 mljn.
B
in het voordeel; arme koffieboertjes; in beeld brengen; hun waar
C
kritische burgers; hun West-Europese collega's; een nóg lagere vergoeding
D
vrolijke affiches; uitgeknepen; inspireert tot een bezuiniging; bloeden

Slide 19 - Quizvraag

35. Alinea 1 t/m 3 enerzijds en alinea 4 t/m 7 anderzijds verhouden zich tot elkaar als:
A. Argument en tegenargument
B. Probleem en oplossing
C. Standpunt en ontkrachting
D. Specificatie en veralge-menisering
E. Vraag en antwoord

Slide 20 - Poll

Vraag 36
In tekst 3 worden twee misstanden rondom voedselproducten aan de orde gesteld. 
Welke twee oplossingen zou een kritische consument voor deze misstanden kunnen verlangen van de supermarkten, gelet op wat in alinea 7 van tekst 3 wordt besproken?

Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.

Slide 21 - Tekstslide

De twee misstanden: een conclusie.
(7) Het zou niet voor het eerst zijn dat de boeren onder druk worden gezet. Eerder dit jaar, meldde het artikel, wist een supermarkt leveranciers van groenten via een boycot te dwingen hun prijzen te verlagen. Je vraagt je af: produceren deze boeren volgens een achterhaalde methode, omdát de consument goedkope groenten wil? Of is het achterhaald dat de supermarkt ons spullen aansmeert zonder erbij te vertellen hoe die prijs tot stand is gekomen – en dus zonder dat de vraag wat een eerlijke prijs ons waard is überhaupt bij het winkelend publiek kan opkomen?

Slide 22 - Tekstslide

Welke twee oplossingen zou een kritische consument voor deze misstanden kunnen verlangen van de supermarkten, gelet op wat in alinea 7 van tekst 3 wordt besproken?

Slide 23 - Open vraag

Het was voor mij nuttig om dit te doen.
Ja
Nee

Slide 24 - Poll

Vertel waet je er nuttig aan vond
of waar je behoefte aan hebt in het trainen voor het examen.

Slide 25 - Open vraag

Bij welke alinea begint deel 2?
2
3
4
5
6

Slide 26 - Poll

Bij welke alinea begint deel 3?
4
5
6
7
8
9

Slide 27 - Poll

Bij welke alinea begint deel 4?
7
8
9
10
11

Slide 28 - Poll

Bij welke alinea begint deel 5?
12
13
14
15
16
17

Slide 29 - Poll

Waar begint het slot?

Slide 30 - Open vraag