In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Binnen = Beginnen
- Jassen uit en in je kluis
- Telefoon in de telefoontas
- Boeken, schrift op tafel
- Aan de slag:
Pak je literatuurboekje en je tekstboekje erbij.
timer
15:00
Slide 1 - Tekstslide
Agenda:
1. Binnen = Beginnen
2. Bespreken "Zaken" en opdrachten uit het boekje.
3. Literatuur: Stijlfiguren
4. Oefenen met stijlfiguren
Slide 2 - Tekstslide
stijlfiguren
Een stijlfiguur is een doelbewuste afwijking van de gebruikelijke zinsbouw of woordkeus. Met een stijlfiguur kun je je tekst aantrekkelijker maken. Maar je moet zo'n stijlfiguur dan wel goed gebruiken.
Slide 3 - Tekstslide
Stijlfiguren
Verschillende soorten stijlfiguren:
Herhaling
Opsomming
Tegenstelling
Hyperbool (overdrijving)
Understatement
Eufemisme
Tautologie
Pleonasme
Vooropplaatsing (prolepsis)
Gelijk zinsverloop (paralellisme)
Ironie
Sarcasme
Retorische vraag
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Blz. 18: Extra opdrachten
Maak opdracht 1, 2, 3 & 4 individueel.
timer
15:00
Slide 12 - Tekstslide
Wat is ook alweer een stijlfiguur?
A
Een middel om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.
B
Het belangrijkste wat in een gedicht over het onderwerp wordt gezegd.
C
Een schematische weergave van de eindrijmen in een gedicht.
D
Een bepaalde taalformule waarmee je een zeker effect kunt bereiken.
Slide 13 - Quizvraag
Welk stijlfiguur?
A
paradox
B
ironie
C
antithese
D
repetitio
Slide 14 - Quizvraag
Welke stijlfiguur?
A
oxymoron
B
repetitio
C
eufemisme
D
antithese
Slide 15 - Quizvraag
Welk stijlfiguur?
A
paradox
B
opsomming
C
antithese
D
hyperbool
Slide 16 - Quizvraag
Stijlfiguur: "Zij werkt daar als interieurverzorgster."
A
Hyperbool
B
Eufemisme
C
Understatement
D
Tautologie
Slide 17 - Quizvraag
Welk stijlfiguur herken je? Ik WORD KNETTERGEK van je gezeur.