Havo 3 Nederlands periode 2 week 3 II

Binnen = Beginnen
- Jassen uit en in je kluis
- Telefoon in de telefoontas
- Boeken, schrift op tafel
- Aan de slag:

Pak je literatuurboekje en je tekstboekje erbij. 




timer
15:00
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Binnen = Beginnen
- Jassen uit en in je kluis
- Telefoon in de telefoontas
- Boeken, schrift op tafel
- Aan de slag:

Pak je literatuurboekje en je tekstboekje erbij. 




timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Agenda: 
1. Binnen = Beginnen
2. Bespreken "Zaken" en opdrachten uit het boekje. 
3. Literatuur: Stijlfiguren
4. Oefenen  met stijlfiguren

Slide 2 - Tekstslide

stijlfiguren
Een stijlfiguur is een doelbewuste afwijking van de gebruikelijke zinsbouw of woordkeus. Met een stijlfiguur kun je je tekst aantrekkelijker maken. Maar je moet zo'n stijlfiguur dan wel goed gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide



Stijlfiguren
Verschillende soorten stijlfiguren:
  • Herhaling
  • Opsomming
  • Tegenstelling
  • Hyperbool (overdrijving)
  • Understatement
  • Eufemisme
  • Tautologie
  • Pleonasme  
  • Vooropplaatsing (prolepsis)
  • Gelijk zinsverloop (paralellisme)
  • Ironie
  • Sarcasme
  • Retorische vraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Blz. 18: Extra opdrachten
Maak opdracht 1, 2, 3 & 4 individueel. 
timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Wat is ook alweer een stijlfiguur?
A
Een middel om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.
B
Het belangrijkste wat in een gedicht over het onderwerp wordt gezegd.
C
Een schematische weergave van de eindrijmen in een gedicht.
D
Een bepaalde taalformule waarmee je een zeker effect kunt bereiken.

Slide 13 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?
A
paradox
B
ironie
C
antithese
D
repetitio

Slide 14 - Quizvraag

Welke stijlfiguur?
A
oxymoron
B
repetitio
C
eufemisme
D
antithese

Slide 15 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?
A
paradox
B
opsomming
C
antithese
D
hyperbool

Slide 16 - Quizvraag

Stijlfiguur:
"Zij werkt daar als interieurverzorgster."
A
Hyperbool
B
Eufemisme
C
Understatement
D
Tautologie

Slide 17 - Quizvraag

Welk stijlfiguur herken je?
Ik WORD KNETTERGEK van je gezeur.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
is geen stijlfiguur

Slide 18 - Quizvraag