Les 10 / H8 'Brand & explosies' (V2)

Hoofdstuk 8:
Brand & explosies


1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
VCAMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 8:
Brand & explosies


Slide 1 - Tekstslide

Noem een woord (begrip) dat je in de vorige les geleerd hebt.

Slide 2 - Woordweb

Materiaal dat de spanning tegenhoudt is een ...
A
Haspel
B
Isolator
C
Weerstand
D
Lek

Slide 3 - Quizvraag

Bij kabelhaspels is de maximale belasting in opgerolde of uitgerolde toestand verschillend.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Wat is statische elektriciteit?
A
Elektriciteit die ontstaat door wrijving tussen 2 stoffen.
B
Elektriciteit die op 1 plek blijft.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een maatregel tegen de gevaren van elektrocutie?
A
Een nulspanningsschakelaar.
B
Een dodemansknop.
C
Een aardlekbeveiliging.

Slide 6 - Quizvraag

Wat doet een aardlekschakelaar?
A
Vangt de lekstroom op die uit een apparaat komt.
B
Onderbreekt de stroomvoorziening als er lekstroom ontstaat.

Slide 7 - Quizvraag

Dit leer je vandaag.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat is niet nodig om een brand te laten ontstaan?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Temperatuur
D
LEL

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Waarvoor staat de afkorting LEL?
A
Lower Explosion Level
B
Lower Explosion Limit
C
Level Explosion Limit
D
Limited Explosion Levels

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Wat betekent dit bord?
A
Explosiegevaarlijke stof
B
Explosiegevaarlijk werk
C
Explosiegevaarlijke omgeving

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Een klasse A brand ontstaat door:
A
Vaste stoffen
B
Gassen
C
Vloeistoffen
D
Hoog vlampunt

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Er is een klasse C brand. Welke soort stoffen staan dan in brand?
A
Vaste stoffen
B
Gassen
C
Metalen

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Een klasse B brand ontstaat door:
A
Gassen
B
Ontstaat spontaan
C
Vloeibare stoffen
D
In vloeistof veranderende stoffen

Slide 32 - Quizvraag

Wat moet je doen met iemand die brandwonden heeft?
A
Het slachtoffer in een blusdeken wikkelen.
B
Niets doen en wachten op hulp.
C
Even koelen met water en dan warm inpakken.
D
Direct onder lauw/koud water koelen.

Slide 33 - Quizvraag

Met welk blusmiddel kun je een vaste stof blussen?
A
Zand
B
Schuim
C
Water
D
Kooldioxide

Slide 34 - Quizvraag

Met een explosiemeter meet je:
A
LEL
B
UEL

Slide 35 - Quizvraag

De vlampunt van brandbare stoffen verschilt niet per stof.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Hoe lang dien je een brandwond te koelen met lauw water?
A
5-10 minuten
B
20-30 minuten
C
10-20 minuten
D
Zo lang als mogelijk

Slide 37 - Quizvraag

Het is nooit de vloeistof zelf die brandt, maar de gassen boven de vloeistof.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quizvraag

Waarom mag je een lift niet gebruiken bij brand?
A
Die mag je wel gebruiken, want dan ben je sneller het pand uit.
B
Liften werken niet bij brand.
C
Je kunt bij een liftstoring vast komen te zitten.

Slide 39 - Quizvraag

Een blusdeken werkt zuurstof-afsluitend.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quizvraag

Bluspoeder gebruik je bij het blussen van:
A
Vaste stoffen
B
Vloeistoffen
C
Gasbranden

Slide 41 - Quizvraag

De zelfontbrandings-temperatuur is de laagste temperatuur waarbij nog gassen vrijkomen. Daardoor kan er spontaan een brand ontstaan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 42 - Quizvraag

Huiswerk:

Op www.studiestek.nl maak je:

  • Hoofdstuk 8
  • Lesboek, sleepvragen & zelftoets

Slide 43 - Tekstslide

Noem 3 dingen die je vandaag geleerd hebt.

Slide 44 - Woordweb

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Poll

Slide 46 - Tekstslide