m4 PTA voorbereiding 4 nov




Training voor PTA
Grammatica-woordenschat
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les




Training voor PTA
Grammatica-woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet ik leren?
Wat moet je leren?
Zie document Magister. In dit document staat ook de uitleg

 

Bij de oefeningen die je zo gaat doen is het handig als je dit document er bij hebt. 

alle uitleg vd leerstof  vind je ook in de methode, zie volgende dia's

Slide 2 - Tekstslide

waar vind je de Lenliste n-d + d-n en uitleg grammatica?  Ga naar TT en klik rechts op naslag. 

Slide 3 - Tekstslide

Klik op Lernübersicht TT en je vindt de Lernlisten en grammatica uitleg.

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg regelmatige werkwoorden in tegenwoordige tijd en modale werkwoorden können/dürfen/müssen/wollen vind je onder de knop Grammatikübersicht. Kijk bij A Verben:  punt 3 , 7,8

Slide 5 - Tekstslide

we nemen alle grammatica nog even door en bij elk grammatica onderdeel krijg je een paar oefeningen. 

Op deze manier kom je er ook achter wat je beheerst en wat jouw aandacht nog nodig heeft. 


Slide 6 - Tekstslide

STERKE WERKWOORDEN MET E IN DE STAM
Bij een aantal werkwoorden met een e in de stam verandert in de tegenwoordige tijd bij du en er/sie/es de e in een i(e): du sprichst, er sieht. We noemen dit de e/i-Wechsel. De volgende werkwoorden hebben e/i-Wechsel :

 
e wordt i
essen (eten) – geben (geven) – treffen (ontmoeten) – helfen (helpen) – nehmen (nemen) – sprechen (spreken)– vergessen (vergeten)
e wordt ie
lesen (lezen)– sehen (zien/kijken) – fernsehen (tv kijken)

Slide 7 - Tekstslide

Lesen

Er .............ein Buch
A
liest
B
lest
C
list

Slide 8 - Quizvraag

sehen

ich ............nichts
A
siehe
B
sehe
C
sihe

Slide 9 - Quizvraag

sehen
was ..............du?
A
sehst
B
sihst
C
siehst

Slide 10 - Quizvraag

sprechen

................du Deutsch?
A
sprichst
B
spriechst
C
sprechst

Slide 11 - Quizvraag

sprechen

Warum ...............ihr nicht?
A
spricht
B
spriecht
C
sprecht

Slide 12 - Quizvraag

STERKE WERKWOORDEN MET A IN DE STAM 

Een aantal werkwoorden met een a in de stam krijgen in de tegenwoordige tijd bij du en er/sie/es een umlaut: du schläfst, er trägt. We noemen dit de a-Umlaut. De volgende werkwoorden hebben a-Umlaut :

anfangen (beginnen)- fallen (vallen)- lassen (laten)- schlafen (slapen)
fahren (rijden/varen) - gefallen (iets leuk/goed vinden) )- laufen (lopen) – tragen (dragen)

Slide 13 - Tekstslide

fahren

ich ..........Auto
A
fahre
B
fähre

Slide 14 - Quizvraag

Herr Müller .............mit seinem Auto nach Rotterdam
A
fahrt
B
fährt

Slide 15 - Quizvraag

De persoonlijke voornaamwoorden in de 1e, 3e, 4e naamval

Kijk eerst of er een voorzetsel voor het pers.vnw. staat en bepaal de naamval. 
Staat er geen voorzetsel, dan ontleden en kijken of het pers.vnw. in het onderwerp (1e) lijdend vw. (4e) of meewerkend vw (3e) staat. 

je kent rijtjes persoonlijke vnw in de 1e, 3e, 4e naamval 
je kent ook de voorzetsels van de 3e en 4e naamval en kunt deze desgevraagd vertalen vanuit Nederlands naar Duits 


Slide 16 - Tekstslide

ich gehe (met haar) in die Disko

Slide 17 - Open vraag

Kannst du (mij).............das Buch geben?

Slide 18 - Open vraag

Hast du (hem) ................gesehen?

Slide 19 - Open vraag

wir spielen Samstag (tegen jullie).....................

Slide 20 - Open vraag

ich habe das (voor jou) ............gemacht

Slide 21 - Open vraag

kannst du (haar) .............bitte mal anrufen?

Slide 22 - Open vraag

Regelmatige werkwoorden vervoegen inclusief de 3 uitzonderingen

Regelmatige werkwoorden hebben altijd een vaste uitgang. Je neemt de stam (-en) en daarachter de uitgang die bij het persoonlijk voornaamwoord hoort.
De vaste uitgangen hebben jullie geleerd met een ezelsbrug
E ST T EN T EN

3 uitzonderingen:
1) Als de stam op een -d of -t eindigt krijg je in 3 gevallen eerst een extra -e achter de stam en dan pas de vaste uitgang. 


Slide 23 - Tekstslide

spielen
ich...........Fußball

Slide 24 - Open vraag

wohnen
wo .............Thomas?

Slide 25 - Open vraag

reden
Mein Großvater ............sehr viel

Slide 26 - Open vraag

machen

wann ..............du deine Hausaufgaben?

Slide 27 - Open vraag

Je kunt de modale werkwoorden können/dürfen/müssen/wollen vervoegen


Uiteraard kan iedereen ook de werkwoorden haben en sein vervoegen

Slide 28 - Tekstslide

kunnen

(kan) ...........du mal kommen bitte?

Slide 29 - Open vraag

mogen

ich (mag) ..........heute weg

Slide 30 - Open vraag

willen

wann (wil) .......essen?

Slide 31 - Open vraag

moeten
ich (moet) .............schnell weg

Slide 32 - Open vraag

waar heb je nog moeite mee en heeft dus nog wat aandacht nodig?

Slide 33 - Open vraag

nu zinnen bouwen met woordjes en werkwoorden uit de Lernliste en rekening houden met de grammatica 

Slide 34 - Tekstslide

voorbeeld: 

Ik heb aan jou het geld overgemaakt
Ich habe dir das Geld überwiesen


                                 Ik= persoonlijk vnw 1e naamval 
                                  heb= vervoeging werkwoord hebben
                                  aan jou= meewerkend vw 3e naamval
                                  het geld= Lernliste n-d 
                                   overgemaakt = Lernliste n-d


Slide 35 - Tekstslide

vertaal:
heb jij hem opgebeld?

Slide 36 - Open vraag

Hij heeft met hem gesproken


Slide 37 - Open vraag

Wij hebben jou opgebeld


Slide 38 - Open vraag

ik ben op tijd

Slide 39 - Open vraag

Kan je mij helpen?


Slide 40 - Open vraag

Willen jullie mij terugbellen?


Slide 41 - Open vraag

de serveerster is vriendelijk

Slide 42 - Open vraag

                    waar kan je wat extra oefenen?
Sterke werkwoorden met e of a in de stam: 
TT-Grammatik E opdrachten 18-19-20
De naamval bepalen. 1, 3 of 4? 
TT-Grammatik E opdrachten 21
Persoonlijke vnw in 1e, 3e of 4e naamval (algemeen)
PTT-Grammatik E opdrachten 22 tm 26
Extra oefening:  persoonlijke vnw in 3e en 4e naamval met voorzetsels,lijdend voorwerp + meewerkend voorwerp
Brückenschlag  4b en 5b   




Brückenschlag 2
Regelmatige werkwoorden vervoegen inclusief de 3 uitzonderingen. 

Brückenschlag 3 Modale werkwoorden können/dürfen/müssen/wollen
 

Slide 43 - Tekstslide

hoe ging het bouwen van zinnen?(toepassen)

Slide 44 - Open vraag

heb je voor jezelf nu goed in beeld wat je tijdens je Pta Duits kunt verwachten en waar je alles kunt vinden?

Slide 45 - Open vraag

je weet wat je moet leren
je weet waar je het kunt vinden
wat vond je lastig? wat is de moeite waard om nog eens goed te oefenen?

Optie 1
bepaal nu wat je wilt oefenen en ga aan de slag.
optie 2 
wil je liever nog eens onder begeleiding van RAV de grammatica oefenen vd naamvallen, doe dan met hem mee

Slide 46 - Tekstslide