Flexles haben sein werden


Herzlich Willkommen
beim Deutschunterricht
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Herzlich Willkommen
beim Deutschunterricht

Slide 1 - Tekstslide

Regeln in der Klasse
  • Luister naar elkaar! Als er iemand praat, is de rest stil.
  • Mobiele telefoon in de tas.
  • Respect voor elkaar.
  • Altijd laptop meenemen.
  • Tas, naast jou op de grond.
  • Voeten op de grond.
timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

Was lernen wir heute?
De verleden tijd van de werkwoorden sein, haben

De tegenwoordige tijd van het werkwoord werden

De persoonlijke voornaamwoorden in Nominativ, Dativ en Akkusativ

Slide 3 - Tekstslide

Was machen wir heute?
herhalen toetsstof

Toepassen van de toetsstof

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Wat betekent Präteritum
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
D
geen tijd

Slide 6 - Quizvraag

vervoeging sein in enkelvoud in Präteritum

Slide 7 - Open vraag

vervoeging haben in meervoud in Präteritum

Slide 8 - Open vraag

Koppel werkwoordvorm met persoonsvorm
werde
wirst
wird
werden
werdet
ich
du
er
sie (ev)
es
wir
ihr
sie (mv)
Sie

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Tekstslide

Zinnen ontleden theorie
zinnen bestaan uit onderdelen = zinsdelen. 
Hak zinnen in stukjes. Bepaal de persoonsvorm. 

Persoonsvorm = werkwoord dat van aantal kan wijzigen. 
Gezegde = persoonsvorm + andere werkwoorden 

Vraag naar onderwerp: wie/wat + gezegde = (Nominativ)
Vraag naar meewerkend voorwerp: aan wie / voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp= (Dativ) 
Vraag naar lijdend voorwerp: wie/wat + gezegde + onderwerp = (Akkusativ)

Slide 11 - Tekstslide

Zinnen ontleden voorbeeld
Mein Vater schenkt meiner Mutter die Blumen.

Persoonsvorm = werkwoord dat van aantal kan wijzigen. = schenkt (mv Meine Väter schenken)
Gezegde = persoonsvorm + andere werkwoorden 

Vraag naar onderwerp: wie/wat + gezegde = (Nominativ) = wie/wat schenkt? Mein Vater
Vraag naar meewerkend voorwerp: aan wie / voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp= (Dativ) aan wie schenkt mein Vater? meiner Mutter
Vraag naar lijdend voorwerp: wie/wat + gezegde + onderwerp = (Akkusativ) Wie/Wat schenkt mein Vater? Die Blumen = lijdend voorwerp

Slide 12 - Tekstslide

Zinnen ontleden voorbeeld 
Mein Vater schenkt meiner Mutter die Blumen.

Woorden kunnen vervangen worden door persoonlijke voornaamwoorden.
Hij geeft haar de bloemen. / hij geeft haar het.

Er schenkt ihr die Blumen / Er schenkt ihr sie.

Slide 13 - Tekstslide

  1. Ich liebe dich.
  2. Die kinder rufen ihre mutter.


  3. Ich werde dich morgen anrufen.
  4. Der arzt untersucht mich.
  5. Ich bringe ihn zum krankenhaus.
  6. Frau Ebert ist sehr krank.
  7. Meine Freundin sucht euch.
  • ontleed de zin.
  • bepaal het onderwerp
  • bepaal het lijdend voorwerp

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht
Maak de proeftoets




Geef je antwoorden aan je klasgenoot
Kijk elkaars proeftoets na met antwoordblad
timer
15:00

Slide 15 - Tekstslide

Extra opdracht
Zie extra oefenstof in Its Learning

planner, Kapitel 2 Gesundheit

Slide 16 - Tekstslide

Afsluiting
Habt ihr noch Fragen?


Als de timer loopt, kunnen jullie inpakken.

timer
2:00

Slide 17 - Tekstslide

Bis zum nächsten Mal

Slide 18 - Tekstslide