Paragraaf 2: deel 2

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 4

Hoofdstuk 10: Voortplanting

Paragraaf 2: Zwanger en bevallen

Zwanger

Waar vindt de bevruchting plaats?

1. In de eierstok
2. In de eileider
3. In de baarmoeder
4. In de vagina

Hoe noemen we het nieuwe kindje in de eerste 12 weken?

1. Een foetus
2. Een embryo

Hoeveel navelstrengslagaders en navelstrengaders zitten er in de navelstreng?

1. 1 slagader en 1 ader
2. 1 slagader en 2 aders
3. 2 slagaders en 1 ader
4. 2 slagaders en 2 aders

Wat is de volgorde van de bevalling?

1. Ontsluiting - uitdrijving - nageboorte
2. Uitdrijving - ontsluiting - nageboorte
3. Ontsluiting - nageboorte - uitdrijving
4. Uitdrijving - nageboorte - ontsluiting

Drie fasen van de bevalling

Waar worden de cellen uitgezogen bij een vlokkentest?

1. Uit het vruchtwater
2. Uit de foetus
3. Uit de placenta
4. Uit de vagina

Waar worden de cellen uitgezogen bij een vruchtwaterpunctie?

1. Uit het vruchtwater
2. Uit de foetus
3. Uit de placenta
4. Uit de vagina

Vlokkentest en vruchtwaterpunctie

Hoeveel zaadcellen en eicellen zijn er betrokken bij het ontstaan van een eeneiige tweeling?

1. 1 zaadcel en 1 eicel
2. 1 zaadcel en 2 eicellen
3. 2 zaadcellen en 1 eicel
4. 2 zaadcellen en 2 eicellen

Hoeveel zaadcellen en eicellen zijn er betrokken bij het ontstaan van een twee-eiige tweeling?

1. 1 zaadcel en 1 eicel
2. 1 zaadcel en 2 eicellen
3. 2 zaadcellen en 1 eicel
4. 2 zaadcellen en 2 eicellen

Tweelingen

Eeneiige tweeling

Tweeeiige tweeling

Aan het werk!

Wat: Paragraaf 1 en 2 van H10

Hoe: Voor jezelf of met je buur

Tijd: 15 minuten

Hulp: Kijk in je boek, overleg met je buur of steek je vinger op

Klaar: Nakijken en verbeteren

Uitkomst: Paragraaf 1 en 2 van H10 zijn af