BCW per 3 en 4: week 2
1 / 22
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Ich ... hunger.
A
hast
B
habe
C
hat
D
haben
Slide 3 - Quizvraag
Wir ...... Fußball gespielt.
A
hast
B
habe
C
hat
D
haben
Slide 4 - Quizvraag
...... du Max Verstappen gesehen?
A
Hast
B
Habe
C
Hat
D
Haben
Slide 5 - Quizvraag
Ich ..... Fan von MAN.
A
bist
B
bin
C
sind
D
seid
Slide 6 - Quizvraag
Wir ..... gestern nach Österreich gefahren.
A
bist
B
bin
C
sind
D
seid
Slide 7 - Quizvraag
Ihr ..... sehr glücklich.
A
bist
B
bin
C
sind
D
seid
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Vertaal naar het Duits?
(wie) .... bist du?
(wie) .... bist du?
A
wo
B
wie
C
wem
D
wer
Slide 11 - Quizvraag
Vertaal naar het Duits?
(hoe) .... heißt du?
(hoe) .... heißt du?
A
wo
B
wie
C
wem
D
wer
Slide 12 - Quizvraag
Vertaal naar het Duits?
(waar) .... wohnst du?
(waar) .... wohnst du?
A
wo
B
wie
C
wem
D
woher
Slide 13 - Quizvraag
Vertaal naar het Duits?
(waarvandaan) .... kommst du?
(waarvandaan) .... kommst du?
A
wo
B
wie
C
wem
D
woher
Slide 14 - Quizvraag
Vertaal naar het Duits?
(wanneer) .... bist du geboren?
(wanneer) .... bist du geboren?
A
wozu
B
wann
C
wie
D
wo
Slide 15 - Quizvraag
Vertaal naar het Duits?
(welke) .... Sprachen sprichst du?
(welke) .... Sprachen sprichst du?
A
wer
B
welche
C
wieviel
D
woher
Slide 16 - Quizvraag
Vertaal naar het Duits?
(wat) .... sind deine Hobbys?
(wat) .... sind deine Hobbys?
A
wem
B
wann
C
wo
D
was
Slide 17 - Quizvraag
Vertaal naar het Duits?
(hoeveel) .... Geschwister hast du?
(hoeveel) .... Geschwister hast du?
A
wohin
B
wie lange
C
wie viele
D
woher
Slide 18 - Quizvraag
Vertaal naar het Duits?
(waar) .... arbeitest du?
(waar) .... arbeitest du?
A
wo
B
wie
C
wie viele
D
woher
