H1 Woordenschat Synoniemen - oefenen

Synoniemen


1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Synoniemen


Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn de doelen van deze les?

- Je kunt uitleggen wat synoniemen zijn.
- Je kunt voorbeelden van synoniemen geven.
- Je kunt uitleggen wat je aan synoniemen hebt.




Slide 2 - Tekstslide

De theorie
Sommige woorden hebben ongeveer dezelfde betekenis. Een scholier is bijvoorbeeld hetzelfde als een leerling. Noteren betekent hetzelfde als opschrijven. Zulke woorden noem je synoniemen. Beide woorden betekenen dan hetzelfde of bijna hetzelfde. Ken je de betekenis van een woord in de tekst niet? Zoek dan in de tekst naar een synoniem. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn synoniemen? Kies het juiste antwoord.
A
Woorden met meerdere betekenissen.
B
Woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.
C
Woorden met maar één betekenis.
D
Tegengestelde woorden.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een synoniem voor 'afkijken'?
A
spieken
B
overschrijven
C
nakijken
D
afpakken

Slide 5 - Quizvraag

Als je naar een 'fragment' uit een
tv-programma kijkt, wat zie je dan?
A
een stukje van het tv-programma
B
het begin van het tv-programma
C
het einde van het tv-programma
D
het hele tv-programma

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een 'amusementsprogramma' voor soort programma?
A
Een tv-programma dat jou iets wil leren.
B
Een tv-programma dat jou wil informeren.
C
Een tv-programma dat jou wil vertellen over het nieuws.
D
Een tv-programma dat jou wil vermaken.

Slide 7 - Quizvraag

Op school mengen we jongens en meisjes door elkaar.
Synoniem voor 'mengen' is
A
weggooien
B
knoeien
C
mixen
D
regelen

Slide 8 - Quizvraag

De student is vaak absent.
Synoniem voor 'absent' is
A
absent
B
afwezig
C
aanwezig
D
bijzonder

Slide 9 - Quizvraag

In de fabriek worden veel schoenen geproduceerd.
Synoniem voor 'produceren' is
A
verhuizen
B
maken
C
product
D
leren

Slide 10 - Quizvraag

Synoniem voor gevaar
A
risico
B
ongeluk
C
uitglijden
D
ongevaarlijk

Slide 11 - Quizvraag

Synoniem voor
'misdadige' is:
A
gevaarlijke
B
vaak
C
eerlijke
D
criminele

Slide 12 - Quizvraag

Synoniem voor 'eerlijk' is:
A
betrouwbaar
B
gezellig
C
lief
D
onaardig

Slide 13 - Quizvraag

De mensen zijn zeer sympathiek.
Synoniem voor sympathiek
A
onvriendelijk
B
vriendelijk
C
onbelangrijk
D
belangrijk

Slide 14 - Quizvraag

Welke woorden zijn synoniemen van elkaar? Sleep de juiste synoniemen naar de woorden.
fauna
flora
aanwas
ongerept
dierenwereld
plantenwereld
groei
onaangetast

Slide 15 - Sleepvraag

Wat betekent het woord 'delegeert' in deze zin?
Jan vraagt hulp aan collega's, hij 'delegeert' een paar van zijn taken aan hen.
A
draagt over
B
deelt uit
C
zoekt uit
D
geeft

Slide 16 - Quizvraag

Opdrachten werkboek 2F
H1.1. blz. 235 t/m 237
Opdrachten 1 t/m 5
Kijk deze opdrachten zelf na

Slide 17 - Tekstslide