HC - Verlichting 1650 - 1900 deel 3 blz. 42/43

HC - Verlichting 1650 - 1900 par 1&2


2.1 - Filosoferen over een nieuwe maatschappij
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

HC - Verlichting 1650 - 1900 par 1&2


2.1 - Filosoferen over een nieuwe maatschappij

Slide 1 - Tekstslide

2.1 Welke ideeën ontstonden tijdens de verlichting over een meer rechtvaardige samenleving?
tijdvak 6: tijd van regenten en vorsten (1600-1700) / Gouden Eeuw / 17e eeuw;
23. het streven van vorsten naar absolute macht;
26. de wetenschappelijke revolutie. 

27. rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving:
godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen;
28. voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte
wijze vorm te geven (verlicht absolutisme);
29. uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee
verbonden transatlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme;
30. de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten,
grondrechten en staatsburgerschap. 
Kenmerkende aspecten bij deze historische context
tijdvak 7: tijd van pruiken en revoluties (1700-1800) / eeuw van de Verlichting/ 18e eeuw;

Slide 2 - Tekstslide

2.1 Welke ideeën ontstonden tijdens de verlichting over een meer rechtvaardige samenleving?
Noem drie redenen waarom de meeste West-Europese samenlevingen vanaf de zeventiende eeuw geen morele gemeenschap meer kunnen zijn.
Herhalen

Slide 3 - Tekstslide

2.1 Welke ideeën ontstonden tijdens de verlichting over een meer rechtvaardige samenleving?
  • Andere ideeën
  • Het staatsgezag was gegroeid door centralisatie  
  • Er zij mensen die nog wel in de kerk geloven in verlichters en deze ideeen spreken elkaar zwaar tegen. Zo kunnen zij niet samenleven
  • centralisatie reformatie en secularisatie
  • het gezag was gegroeid door centralisatie de reformatie en het kritisch denken kwamen op er was secularisatie
  • Er kwam verandering in politieke samenlevingsverband
Herhalen

Slide 4 - Tekstslide

2.1 Welke ideeën ontstonden tijdens de verlichting over een meer rechtvaardige samenleving?
1. Het staatsgezag was gegroeid door centralisatie;
 
2. De reformatie en de opkomst van het kritisch denken hadden tot een grotere variëteit aan meningen en visies geleid;
3. Er was sprake van secularisatie.
Herhalen

Slide 5 - Tekstslide

2.1 Welke ideeën ontstonden tijdens de verlichting over een meer rechtvaardige samenleving?
Leg het begrip secularisatie uit en noem een andere periode in de geschiedenis waarop dit
begrip van toepassing is
Herhalen

Slide 6 - Tekstslide

2.1 Welke ideeën ontstonden tijdens de verlichting over een meer rechtvaardige samenleving?
  •  ?
  • huidige iran
  • Dat geloof geen belangrijke rol meer speelt, renaissance
  •  scheiding van staat en kerk 1700
  • Ontkerkelijking van samenleving
  • het geloof was een keuze
  • secularisatie is het onkerkelijken van de samenleving en dit was van toepassing op de revolutie in de 18e eeuw?
  • Het geloof werd een persoonlijke keuze
Herhalen

Slide 7 - Tekstslide

2.1 Welke ideeën ontstonden tijdens de verlichting over een meer rechtvaardige samenleving?
Secularisatie betekent de ontkerkelijking van een samenleving; de macht verschuift van de kerk naar de centrale overheid.
 

Andere perioden uit de geschiedenis waar secularisatie plaatsvond:
- De Amerikaanse en Franse Revolutie in de achttiende eeuw;
- De emancipatiebewegingen in West-Europa in de negentiende eeuw;
- Het ontstaan van de Sovjet-Unie in Oost-Europa begin twintigste eeuw;
- De Arabische Lente begin eenentwintigste eeuw.
Herhalen

Slide 8 - Tekstslide

2.1 Welke ideeën ontstonden tijdens de verlichting over een meer rechtvaardige samenleving?
Welke ideeën ontstonden tijdens de verlichting over een meer rechtvaardige samenleving?

Slide 9 - Tekstslide

1. Waar komt hij vandaan (land)?
2. welke tijd?
3. behoort hij bij de wetenschappelijke revolutie of bij de verlichting?
4. wat was zijn bijdrage aan de wetenschappelijke revolutie of verlichting?

timer
5:00
Kennis opfrissen met mannen uit de wetenschappelijke revolutie en de verlichting

Slide 10 - Tekstslide

OPDRACHT 1
Je hebt op de vorige slides 8 mannen gezien. Kies er drie uit. (Op de volgende slides staan ze een voor een.)
Beantwoord voor de drie gekozen mannen een voor een de volgende vragen:
1. Waar komt hij vandaan (land)?
2. welke tijd? (geboren/gestorven)
3. behoort hij bij de wetenschappelijke revolutie of bij de verlichting?
4. wat was zijn bijdrage aan de wetenschappelijke revolutie of verlichting?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

OPDRACHT 2 
* Op de prints staan thema's uit de 18de eeuw. 
*  Lees de teksten 1 t/m 8. Doe dit met aandacht.
* Voor elke tekst moet je de volgende vraag  beantwoorden: 
Hoe denk jij dat een Verlichtingsdenker 
   over het thema zal denken? 
Beargumenteer. 


Slide 20 - Tekstslide

1
Op 1 november 1755 is het Allerheiligen, een katholieke feestdag. Veel mensen zitten in de kerk als om 10 uur een zware aardbeving Lissabon treft. Huizen en kerken storten in, er breekt brand uit en er volgt een tsunami. Naar schatting sterven 30.000 mensen. Veel mensen zagen de ramp als straf van God voor hun zonden.

Slide 21 - Tekstslide

Hoe denk jij dat een Verlichtingsdenker
over het thema 1 zal denken?

Slide 22 - Open vraag

2
In het Frankrijk van de 18de eeuw kende men een standenmaatschappij; de eerste stand (de geestelijken), de tweede stand (de adel) en de derde strand (de rest van de bevolking).
Men had niet de mogelijkheid om later in het leven in een volgende stand te komen. De hogere standen hadden alles voor het zeggen in het land, de simpele arbeiders of boer had helemaal geen privéleges. De derde stand moest bijvoorbeeld als enige belasting betalen, daarnaast moest ook nog eens 10% van het loon afgestaan worden aan de kerk. De normale arbeider of boer had normaal gesproken al een erg mager inkomen, door deze regels had de gemiddelde arbeider echter helemaal niets meer te eten.

Slide 23 - Tekstslide

Hoe denk jij dat een Verlichtingsdenker
over het thema 2 zal denken?

Slide 24 - Open vraag

3
Absolute macht is niet natuurlijk. Het is duidelijk dat het absolute koningschap niet past binnen de wetten der natuur. Volgens deze wetten heeft iedereen bepaalde natuurrechten. Deze natuurrechten bepalen dat iedereen recht heeft op leven, vrijheid en bezit. De absolute macht van koningen vormt een bedreiging voor deze rechten.


Slide 25 - Tekstslide

Hoe denk jij dat een Verlichtingsdenker
over het thema 3 zal denken?

Slide 26 - Open vraag

4
Émile leest zijn eerste boek.
Er is één boek dat het meest past bij mijn natuurlijke opvoeding. Robinson Crusoë zal het eerste boek zijn dat Émile leest en ook het enige tot hij vijftien jaar is. Hoe Robinson zich alleen en zonder hulp in leven weet te houden, is een verhaal dat op iedere leeftijd interesse wekt. Het boek zal voor Émile vermakelijk en leerzaam zijn. Hij zal constant in de weer zijn met zijn kasteel, geiten en zijn moestuin. Hij zal uit de praktijk leren wat iemand in zulke omstandigheden moet weten, niet uit boeken. Hij zal het gevoel hebben Robinsonzelf te zijn en zich verbeelden dat hij in dierenvellen rondloopt, met een grote hoed en sabel.

Slide 27 - Tekstslide

Hoe denk jij dat een Verlichtingsdenker
over het thema 4 zal denken?

Slide 28 - Open vraag

5
In Rusland waren boeren niet in dienst van een heer, maar waren zijn bezit. Ze moesten voor hem werken en hadden bijna geen rechten. Ze mochten nooit verhuizen. Daarom werden zij ‘lijfeigenen’ genoemd. De heer had alle macht over hen. Hij mocht ze straffen en soms zelfs doodmaken. De lijfeigenen vormden 90 procent van de Russische bevolking.

Slide 29 - Tekstslide

Hoe denk jij dat een Verlichtingsdenker
over het thema 5 zal denken?

Slide 30 - Open vraag

6
Schilderij van de salon van Madamme Geoffrin. Zij was een van de bekendste vrouwen in Parijs. Ze ontving in haar salon de belangrijkste kunstenaars, acteurs, wetenschappers en edellieden. Het schilderij zelf is echter een verzonnen compositie uit ca. 1814.

Slide 31 - Tekstslide

Hoe denk jij dat een Verlichtingsdenker
over het thema 6 zal denken?

Slide 32 - Open vraag

7
De handelssuccessen van de WIC lijken paradoxaal: de slavenhandel was kennelijk niet succesvol genoeg en het lijkt dan voor de hand te liggen om over te gaan op andere “handelswaar”. De WIC deed dit echter niet; de Nederlandse slavenhandel bleef bijna twee eeuwen standhouden, tot uiteindelijk in 1818 ook in de Nederlanden de handel in slaven werd afgeschaft. Er moet dus een goede reden zijn geweest om deze verlieslijdende handel te continueren.

Slide 33 - Tekstslide

Hoe denk jij dat een Verlichtingsdenker
over het thema 7 zal denken?

Slide 34 - Open vraag

8
Het tegelijkertijd zaaien van veldgewassen op rijen was een belangrijke vernieuwing in de landbouw in de eerste helft van de 19e eeuw, litho Jan Oomkens, 1827 

Slide 35 - Tekstslide

Hoe denk jij dat een Verlichtingsdenker
over het thema 8 zal denken?

Slide 36 - Open vraag

9
“Op de volgende pagina's bied ik niets meer dan eenvoudige feiten, duidelijke argumenten en gezond verstand: en hebben geen andere bedoelingen dan om de lezer, dan dat hij zich van vooroordeel en voorzegging ontdoet. Hij moet zich door zijn rede en zijn gevoelens laten lijden bij het bepalen wat het ware karakter van een man is, zijn standpunten in de huidige tijd verruimen.”

Slide 37 - Tekstslide

Hoe denk jij dat een Verlichtingsdenker
over het thema 9 zal denken?

Slide 38 - Open vraag