18-9-2024

DEUTSCH
 Willkommen im Deutschunterricht     
- Handy  in der Tasche
- Kauwgummi  ausspucken
- Bücher auf dem Tisch
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

DEUTSCH
 Willkommen im Deutschunterricht     
- Handy  in der Tasche
- Kauwgummi  ausspucken
- Bücher auf dem Tisch

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent "dürfen"
A
durven
B
mogen (toestemming hebben)
C
houden van
D
lekker vinden

Slide 2 - Quizvraag

der Unterrichtsplan

Rückblick: die Modal Verben = modale werkwoorden

Boek Na klar:
Kap. 1 Lektion 3 Opg. 9 
Kap. 1 Lektion 4
Opg. 1 t/m 3   korrigieren. 

Boek Na klar: Kapitel 2 Lektion 3  Opgave 2 korrigieren

Reader schrijfvaardigheid Thema 4 Freizeit und Ferien: A t/m D maken












 



 





Slide 3 - Tekstslide

Lernziele
- Je kent de betekenis van de modale (hulp)werkwoorden

- Je kunt modale werkwoorden juist vervoegen. 

- je kunt woorden vertalen die met het thema Freizeit und Ferien te maken hebben. 

Slide 4 - Tekstslide

die Lernziele

- Je kent de betekenis van de modale (hulp)werkwoorden

- Je kunt modale werkwoorden juist vervoegen. 










Slide 5 - Tekstslide

Die Hausaufgaben: 

Boek Na klar:
Kap. 1 Lektion 3 Opg. 9
Kap. 1 Lektion 4
Opg. 1 t/m 3 korrigieren.


Boek Na klar: Kapitel 2 Lektion 3 Opgave 2 korrigieren

Slide 6 - Tekstslide

Die Modalverben...     

Slide 7 - Tekstslide

Wat betekent "mögen"
A
durven
B
mogen
C
houden van
D
lekker vinden

Slide 8 - Quizvraag

weten
lusten, aardig vinden, leuk vinden
willen
mogen (toestemming hebben)
kunnen
moeten ( de wil van iemand anders moeten doen)
moeten (noodzaak, het kan niet anders)
dürfen
können
müssen
mögen
sollen
wissen
wollen

Slide 9 - Sleepvraag

Vervoeg de modale werkwoorden.
(mögen) Er ........... seine Lehrerin nicht.

Slide 10 - Open vraag

Vervoeg de modale werkwoorden:

(können) Ich ............... gut kochen

Slide 11 - Open vraag

Vervoeg de modale werkwoorden.
(können) Ihr ........... heute nicht ins Kino gehen.

Slide 12 - Open vraag

Welke uitgangen krijgen de modale werkwoorden bij wir en Sie, sie meervoud?
A
-
B
e
C
t
D
en

Slide 13 - Quizvraag

Welke uitgangen krijgen de modale werkwoorden bij ich en er/sie/es?
A
-
B
e
C
t
D
en

Slide 14 - Quizvraag

Welke uitgangen krijgen de modale werkwoorden bij ihr?
A
-
B
e
C
t
D
en

Slide 15 - Quizvraag

modale werkwoorden
Sander ...... (können) dir helfen.
A
kann
B
könnt
C
können
D
kannst

Slide 16 - Quizvraag

Modale werkwoorden
Ich ..... (dürfen) es euch nicht sagen
A
dürfen
B
darf
C
dürft
D
dürf

Slide 17 - Quizvraag

Modale werkwoorden
Du ..... (wissen) es bestimmt!
A
weiß
B
weißen
C
wissen
D
weißt

Slide 18 - Quizvraag

Modale werkwoorden
Ihr _____ diese Aufgabe machen.
A
sollt
B
musst
C
sollen
D
müsst

Slide 19 - Quizvraag

Modale werkwoorden
Maxine ..... (müssen) noch viel lernen.
A
muss
B
müss
C
müssen
D
musst

Slide 20 - Quizvraag

Du (dürfen) ……… heute früher nach Hause gehen.

Slide 21 - Open vraag

Theorie 2

Slide 22 - Tekstslide

Reader schrijfvaardigheid: Thema 4 Freizeit und Ferien
 
Opgave A, B en C samen doornemen. 

 
Opgave D maken. 
klaar? 

Ga de modale werkwoorden herhalen. 

Slide 23 - Tekstslide


Opgave D maken. 
Leren Reader schrijfvaardigheid Wort-Stütze B + C

Slide 24 - Tekstslide