Formatieve toets klas 2 Thema Voeding/vertering, 2.1-2.3

Formatieve toets 
Thema 2 Voeding en vertering
Basisstoffen 1 t/m 3
Klas 2
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Formatieve toets 
Thema 2 Voeding en vertering
Basisstoffen 1 t/m 3
Klas 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn voedingsstoffen?
A
Alles wat je eet en drinkt
B
Stoffen uit planten die je lichaam niet kan verteren
C
Bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen

Slide 2 - Quizvraag

wat is een voedingsmiddel?
A
eiwit
B
vet
C
koekje
D
koolhydraten

Slide 3 - Quizvraag

Zijn het voedingsstoffen of voedingsmiddelen?
Voedingsstoffen
Voedingsmiddelen
Chips
Vitaminen C
Brood
ei
Sla
Koolhydraten
Calcium
Yoghurt
Eiwitten
melk

Slide 4 - Sleepvraag

Voedingsmiddelen en voedingsstoffen, wat is correct?
A
Voedingsmiddelen: alles wat je eet en drinkt
B
Voedingsstoffen: de onbruikbare stoffen in voedingsmiddelen
C
Voedingsmiddelen: geld om voeding te kopen
D
Voedingsstoffen: de bruikbare stoffen in voedingsmiddelen

Slide 5 - Quizvraag

De vertering begint in de mond.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Je lichaam heeft bouwstoffen nodig. Wat zijn de bouwstoffen?
A
Eiwitten, zetmeel, koolhydraten, suikers en vitamines
B
Eiwitten, koolhydraten, vezels, mineralen en vitamines
C
Eiwitten, zetmeel, vezels, vetten, vitamines en mineralen
D
Eiwitten, koolhydraten, vetten, water, vitamines en mineralen

Slide 7 - Quizvraag

Wat doen bouwstoffen voor ons lichaam?
A
Bouwstoffen leveren energie
B
Bouwstoffen worden opgeslagen in het lichaam
C
Bouwstoffen zorgen ervoor dat we niet ziek worden
D
Bouwstoffen zorgen voor groei, ontwikkeling en herstel

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de functie van brandstoffen?
A
ze dienen als opslag
B
Ze zorgen ervoor dat je gezond blijft
C
ze leveren energie op
D
Ze zorgen voor de vorming van cellen/weefsels

Slide 9 - Quizvraag

Deze voedingsstoffen zijn brandstoffen
A
Water en vitaminen
B
Koolhydraten, eiwitten en mineralen
C
Vetten, eiwitten en water
D
Alleen koolhydraten, eiwitten en vetten

Slide 10 - Quizvraag

Welke voedingsstoffen worden opgeslagen in bepaalde delen van je lichaam?
A
Beschermende stoffen
B
Bouwstoffen
C
Brandstoffen
D
Reservestoffen

Slide 11 - Quizvraag

In sportvoeding zitten veel eiwitten. Eiwitten zijn belangrijk voor de:
A
botten
B
hersenen
C
spieropbouw
D
nieren

Slide 12 - Quizvraag

Beschermende voedingsstoffen zijn
A
Vetten, mineralen en vitamines
B
Vitamines en mineralen
C
Koolhydraten, mineralen en vitamines
D
Vetten en vitamines

Slide 13 - Quizvraag

Combineer de functies van voedingsstoffen met de juiste omschrijving. 
Brandstoffen
Bouwstoffen
Reservestoffen
Beschermende stoffen
Zorgen ervoor dat je niet ziek wordt
Niet direct nodig, worden opgeslagen in lichaam
Leveren energie, nodig voor verbranding
Nodig voor groei, ontwikkeling en herstel bij schade, om nieuwe cellen en weefsels te maken

Slide 14 - Sleepvraag

Wat is de volgorde van het verteringsstelsel?
A
mondholte → slokdarm → maag → dunne darm → twaalfvingerige darm → dikke darm → endeldarm
B
dikke darm → dunne darm → twaalfvingerige darm → maag → slokdarm → mondholte → endeldarm
C
slokdarm → mondholte → maag → twaalfvingerige darm → dunne darm → dikke darm → endeldarm
D
mondholte → slokdarm → maag → twaalfvingerige darm → dunne darm → dikke darm → endeldarm

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de taak van het verteringsstelsel?
A
Aansturen van organen en spieren
B
Klein maken en opnemen van glucose en voedingsstoffen
C
opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide
D
vervoeren van bloed

Slide 16 - Quizvraag

Sleep de namen van de organen naar de juiste plaats.
alvleesklier
slokdarm
galblaas
twaalfvingerige darm
lever
galbuis
maag

Slide 17 - Sleepvraag

Hiernaast staat een afbeelding van een dwarsdoorsnede van de romp.
Wat wordt aangegeven met letter c?
A
Dunne darm
B
Nier
C
Dikke darm
D
Long

Slide 18 - Quizvraag

De juiste volgorde van de onderdelen van het darmkanaal is:
A
twaalfvingerige darm – dunne darm – blinde darm – dikke darm – endeldarm
B
dunne darm – twaalfvingerige darm – blinde darm – dikke darm – endeldarm
C
twaalfvingerige darm – blinde darm – dunne darm – endeldarm – dikke darm
D
twaalfvingerige darm – dunne darm – dikke darm – blinde darm – endeldarm

Slide 19 - Quizvraag

Enzymen zijn voor de
A
Mechanische vertering
B
Chemische vertering

Slide 20 - Quizvraag

De verteringsklieren zijn
A
speekselklieren, maag, darm en mond
B
speekselklieren, slokdarm, maag, lever
C
speekselklieren, maag, darm, alvleesklier
D
speekselklieren, slokdarm, alvleesklier, lever

Slide 21 - Quizvraag

Drie gebitselementen zijn: een hoektand,
een kies en een snijtand.
Wat voor een element uit het gebit
van een mens zie je hier?
A
Hoektand
B
Kies
C
snijtand

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de functie van de snijtanden?
A
Fijnmalen van voedsel
B
Afbijten van voedsel
C
Voedsel verdelen in kleine stukken

Slide 23 - Quizvraag


Door kauwen wordt het oppervlak van het voedsel vergroot. Waarom?
A
Speeksel werkt beter in op het voedsel
B
Het wordt niet vergroot, daar gaat het niet om
C
De dunne darm werkt beter
D
Dan werkt de dikke darm beter

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de functie van speeksel?
A
Verteren van zetmeel
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Geeft smaak aan het eten
D
Verteren van eiwitten

Slide 25 - Quizvraag

Wat doen enzymen?
A
Enzymen verbranden voedingsstoffen
B
Enzymen maken voedingsstoffen kleiner
C
Enzymen bevatten verteringssappen
D
Enzymen nemen voedingstoffen op in het bloed

Slide 26 - Quizvraag


Door kauwen wordt het oppervlak van het voedsel vergroot. Waarom?
A
Speeksel werkt beter in op het voedsel
B
Het wordt niet vergroot, daar gaat het niet om
C
De dunne darm werkt beter
D
Dan werkt de dikke darm beter

Slide 27 - Quizvraag

Moet WEL verteerd worden
Hoeft NIET verteerd te worden
Wordt niet verteerd
     (1 antwoord)
Eiwit
Water
Koolhydraat
Voedingsvezel
Vetten
Mineralen
Vitamine

Slide 28 - Sleepvraag

Ons voedsel kan onder andere glucose, vetten en mineralen bevatten.
Welke van deze stoffen hoeven niet te worden verteerd?
A
Alleen vetten
B
Alleen glucose en vetten
C
Alleen glucose en mineralen
D
Glucose, vetten en mineralen

Slide 29 - Quizvraag

Welke voedingsstoffen moeten WEL worden verteerd om te kunnen worden opgenomen door de darmwand?
A
Vitaminen, eiwitten, koolhydraten
B
Vetten, koolhydraten, mineralen
C
Eiwitten, vetten, koolhydraten
D
Koolhydraten, vitaminen, mineralen

Slide 30 - Quizvraag

Wat betekent darmperistaltiek?
A
vertering van voedsel in darm
B
vertering
C
Samenknijpen van de darm
D
kramp in maag

Slide 31 - Quizvraag

Wat is geen functie van darmperistaltiek?
A
Voedselbrij kneden
B
Voedselbrij mengen
C
Voedselbrij voortduwen
D
Voedselbrij filteren

Slide 32 - Quizvraag


De afbeelding geeft schematisch een lengte-doorsnede weer van een deel van de slokdarm van de mens. In de slokdarm bevindt zich voedsel.
Zijn bij P de kringspieren van de slokdarm samengetrokken? Wordt het voedsel bewogen in richting 1 of in richting 2?

A
kringspieren zijn samengetrokken bij P, voedsel wordt bewogen in de richting van pijl 1
B
kringspieren zijn samengetrokken bij P, voedsel wordt bewogen in de richting van pijl 2
C
kringspieren zijn ontspannen bij P, voedsel wordt bewogen in de richting van pijl 1
D
kringspieren zijn ontspannen bij P, voedsel wordt bewogen in de richting van pijl 2

Slide 33 - Quizvraag

Waar in het spijsverteringskanaal treden peristaltische bewegingen op?
A
alleen in de slokdarm
B
alleen in de slokdarm en de dikke darm
C
alleen in de slokdarm, de dunne darm en de dikke darm
D
in het hele spijsverteringskanaal

Slide 34 - Quizvraag

De functie van het verteringsstelsel is het omzetten van ..................................... in ..........................................
Speeksel en maagsap zijn voorbeelden van .......................

De enzymen in ........................ zorgen ervoor dat voedingsstoffen ..................... worden afgebroken. Voedingsstoffen die ....................... door de darmwand heen kunnen, worden omgezet in verteringsproducten. Verteringsproducten kunnen ............................. door de darmwand heen. 
Voedingsstoffen
Verteringsproducten
sneller
niet
verteringssappen
verteringssappen
wel
langzamer

Slide 35 - Sleepvraag

Klaar, lekker bezig!

Check zodra je de uitslag krijgt ook goed welke fouten je hebt gemaakt, zodat je daadwerkelijk leert van het maken van een formatieve toets.

Ga nu verder met de weektaak, te zien op de volgende pagina.

Slide 36 - Tekstslide

Aan de slag!
Thema 2 Basisstof 3
- Opdrachten 1 t/m 8
- Nakijken 
(nakijkboek in Peppels --> menu rechts --> media --> biologie)

Strijders
Opdracht 9 / Samenhang

Klaar?
- Lezen en  maken basisstof 4


Slide 37 - Tekstslide