H5 module 1 : pvnw met nadruk en vragend voornaamwoord

havo 5 week 6/9
* bespreken : phrases utiles jusqu'à exercise 7 
* exercise 11 et 12
* pronom personnel (ex  13)
* pronom interrogatif (ex 14)
* exercise 15

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

havo 5 week 6/9
* bespreken : phrases utiles jusqu'à exercise 7 
* exercise 11 et 12
* pronom personnel (ex  13)
* pronom interrogatif (ex 14)
* exercise 15

Slide 1 - Tekstslide

Bouts de phrases utiles
1. je suis un débutant
2. télécharger /  courriel/ arobase
3. je me débrouille de mieux en mieux
4. mieux apprendre à parler le français
5. c'est embêtant/ c'est énervant
6. Comment vas-tu? Comment allez-vous?
7. Moi, je vais bien!

handige/nuttige zinnen/zinsdelen
1.ik ben een beginner
2. downloaden/ email/ @
3. ik kan me steeds beter redden
4. Beter Frans leren praten.
5. het is vervelend/irritant
6. hoe gaat het met jou/hoe gaat het met jullie (of u)
7. Met mij gaat het goed!

Slide 2 - Tekstslide

Les vacances, et après?
zoek de vertaling op van de volgende zinnen/zinsdelen: 
1. wat mij betreft
2. ik had moeite met me weer aanpassen
3. ik heb niet veel gedaan
4. wij zullen gaan verhuizen
5. het is verschrikkelijk!
6. zoals gepland
7. om me op te beuren

Slide 3 - Tekstslide

1. wat mij betreft
2. ik had moeite met me weer aanpassen
3. ik heb niet veel gedaan
4. wij zullen gaan verhuizen
5. het is verschrikkelijk!
6. zoals gepland
7. om me op te beuren
1. quant à moi
2. j'ai eu beaucoup de mal à m'adapter
3. je n'ai pas fait beaucoup de choses
4. nous déménagerons
5. c'est affreux
6. comme prévu
7. pour me remonter le moral

Slide 4 - Tekstslide

ex 12
we hebben ons goed vermaakt = on s'est bien amusés
ben je goed thuisgekomen? = Tu es bien rentré chez toi?
een baan vinden = trouver un emploi
wij zullen naar A verhuizen- nous déménagerons à Annecy
ik zal verplicht zijn om - je serai obligé de
wat heb jij deze zomer gedaan? - qu'est-ce que tu as fait cet été?
zoals afgesproken - comme prévu

Slide 5 - Tekstslide

Het pers vnw als onderwerp;
je= ik 
tu= jij
il=hij
elle=zij
nous =wij
vous =julie,u
ils=zij
elles=zij
Met nadruk;
Moi, je = ìk
toi,tu=jíj
lui,il=híj
elle,elle=zíj
nous,nous=wíj
vous,vous=júllie,ú
eux,ils=zíj
elles,elles=zíj

Slide 6 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord na voorzetsel
Vous avez des bonbons pour moi?
Ta soeur  viendra avec toi?
Les cadeaux sont pour lui!
Dépose ton livre à côté d'elle.
Les devoirs sont pour nous
Elle vient avec vous
Non elle vient avec eux
Elle ne veut pas venir avec elles

Slide 7 - Tekstslide

exercise 13
1. Moi je me suis bien amusé (e) au camping et vous?
2. Pendant le déménagement, j'ai pensé à toi!
3. C'est elle qui veut venir aux Pays-Bas
4. Qui a trouvé un petit job? Lui!

Slide 8 - Tekstslide

Poser des questions 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Het vraagwoord quel : welke/wat
 quel        ->  verandert mee met het zelfstandig naamwoord
m ev    -> quel
v ev    -> quelle
m mv  -> quels
v mv  -> quelles  

Wordt quel(le)(s) gevolgd door est of sont-> verandert de betekenis: wat



Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Geef de betekenis van 'wat wil je zeggen'
A
que veux tu dis?
B
que veux tu dire?
C
qu'est-ce que tu veux dire?
D
qu'est-ce que tu dis?

Slide 16 - Quizvraag

welk huis vind je het leukst?
A
quel maison tu aimes?
B
quelle maison est-ce que tu préfères?
C
que préfères tu la maison?
D
Préfères-tu la maison laquelle?

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer zijn jullie verhuisd?
A
Quand avez-nous déménagé?
B
Vous avez déménagé où?
C
Vous avez déménagé quand?
D
Quand est-ce que vous avez déménagé?

Slide 18 - Quizvraag

wat is je adres?

Slide 19 - Open vraag

Met wie ga je op vakantie?
A
Avec qui est-ce que tu pars en vacances?
B
Tu part en vacances avec qui?
C
Tu pars avec qui en vacances?

Slide 20 - Quizvraag

aide lettre 15
- utilisez exercises 11-14!
-utilisez au moins 2 pronoms perso accentué et 2 pronoms interrogatifs
- phrases courtes!
- pas d'applications de traduction
-notez d'abord les bouts de phrases que vous reconnaissez  et faites ensuite une phrase SIMPLE!

Slide 21 - Tekstslide

aide voca 15
au camping - op de camping
les vacances d'été - de zomervakantie
un job - een baan
le déménagement - de verhuizing
plaire- bevallen : zal jou bevallen : te plaira
begin schooljaar : la rentrée
à côté de l'école / en plus/ après l'école
une école/ un collège/ un lycée
noël : kerst

Slide 22 - Tekstslide